Zestien Friese gemeenten zijn in meer dan twee jaar tijd nauwelijks toegekomen aan het uitwerken van de beleidsdoelstellingen voor de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Dit komt doordat zij sinds 2015 de handen vol hebben aan het waarborgen van de zorgcontinuïteit voor cliënten die gebruik maken langdurige zorg.
Dit blijkt uit een onderzoek van Lysias Advies, in opdracht van de rekenkamer(commissie)s van Achtkarspelen, Ameland, De Fryske Marren, Harlingen, Heerenveen, Leeuwarden, Littenseradiel, Ooststellingwerf, Opsterland, Schiermonnikoog, Smallingerland, Súdwest-Fryslân, Terschelling, Tytsjerksteradiel, Vlieland en Weststellingwerf. Het onderzoek is uitgevoerd tussen november 2016 tot februari 2017. Alle zestien gemeenten hebben doelstellingen geformuleerd voor de uitvoering van de Wmo. In de geest van de wet wil elke gemeente de zelfredzaamheid van inwoners bevorderen, het informele netwerk rondom inwoners versterken en het gebruik van maatwerkvoorzieningen beperken.
Prioriteiten
Maar de gemeenten zijn nog nauwelijks toegekomen aan het uitwerken van deze beleidsdoelstellingen. Dit is volgens de onderzoekers van Lyas Advies te verklaren uit de primaire doelstelling van de gemeenten: namelijk zorgen dat door de overgang van AWBZ naar Wmo cliënten niet tussen wal en schip zouden terechtkomen. De snelheid waarmee de decentralisaties in het sociaal domein op gemeenten zijn afgekomen, heeft hen genoodzaakt tot het stellen van prioriteiten.
Het is dan ook nog te vroeg om een beoordeling te maken in welke mate de geformuleerde doelen zijn gerealiseerd sinds de introductie van de Wmo in 2015, aldus de onderzoekers. Het gebrek aan inzicht in het succes van het Wmo-beleid komt ook doordat beleidsdoelen in de meeste gemeenten abstract zijn geformuleerd. Het zijn vooral intenties; het ontbreekt aan concrete en meetbare prestatie-indicatoren en streefwaarden voor de komende jaren.
AWBZ-sytematiek
De onderzoekers constateren dat in een beperkt aantal gemeenten verkend wordt hoe de Wmo-voorzieningen meer passend bij de lokale schaal en de behoeften van cliënten kunnen worden ingevuld. Gemeenten kiezen er in hun beleidsplannen voor om de Wmo-voorzieningen overeenkomstig de vroegere AWBZ-systematiek aan te bieden. Dat betekent dat alle voorzieningen zijn aangemerkt als maatwerkvoorzieningen en dat deze los van elkaar worden aangeboden en geïndiceerd. Deze keuze sluit aan bij de eerder genoemde primaire opgave van gemeenten om in de eerste jaren zorgcontinuïteit te garanderen en ervaring op te doen met de nieuwe taken in het sociaal domein.
De onderzoekers adviseren de colleges om de inzichten die in de afgelopen jaren zijn opgedaan met de uitvoering en het gebruik van de Wmo te vertalen naar een actualisatie van de visie en doorontwikkeling/herijking van het beleid op het gebied van de Wmo voor de komende jaren, passend bij de lokale structuren en behoeften van inwoners. Bovendien roepen zij de colleges op om de beleidsdoelen te concretiseren en instrumenten te ontwikkelen om de voortgang en realisatie van de beleidsdoelen te kunnen meten.
Pgb
De onderzoekers stellen vast dat de vergoedingspercentages voor inzet van een persoonsgebonden budget (pgb) en het aandeel budgethouders tussen de gemeenten uiteenloopt. De tendens is dat gemeenten “terughoudend” zijn in het verstrekken van een pgb. Veel gemeenten gaan in de praktijk uit van het principe ‘nee, tenzij’. Door veel aanbieders te contracteren, beoogt een aantal gemeenten de keuzevrijheid voor inwoners via zorg in natura te borgen en zo te voorkomen dat inwoners noodgedwongen een pgb moeten aanvragen en beheren.
De onderzoekers wijzen erop dat de wetgever (de regering) heeft aangegeven dat gemeenten met het pgb een goed instrument in handen hebben om cliënten zeggenschap en keuzevrijheid over de invulling van hun ondersteuning te geven. Dit sluit aan bij de uitgangspunten van de decentralisatie van het beleid, namelijk het stimuleren van eigen regie en zelfredzaamheid. De onderzoekers adviseren colleges dan ook een zorgvuldige afweging te maken van de meerwaarde en voor- en nadelen van het verstrekken van pgb’s.