De invoering van een landelijk elektronisch patiëntendossier (EPD) is ernstig bemoeilijkt door een gebrek aan concreet onderzoek. Hierdoor is nog altijd onduidelijk wat er met landelijke gegevensuitwisseling wordt beoogd. Ook ontbreekt het aan een gedegen kosten-batenanalyse. Dit constateert de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR).
Black box
In het onderzoek Het landelijk EPD als black box reconstrueert onderzoeker Bettine Pluut de ontwikkeling die het EPD de laatste jaren heeft doorgemaakt. Door fundamentele onenigheid tussen stakeholders over nut, noodzaak en doel, is er nog lang geen sprake van een landelijke uitrol. Met name onder artsen is het draagvlak gering, maar ook onder patiënten bestaat nog altijd grote reserve.
Impasse
Pluut wijt de huidige impasse ondermeer aan het gebrek aan concrete, onderbouwde doelstellingen in de beginjaren. Hierdoor is er nauwelijks onderzoek gedaan naar de precieze wijze waarop landelijke gegevensuitwisseling bijdraagt aan een hogere kwaliteit van zorg. Daarnaast heeft de focus te veel gelegen op technische vragen rond het ontwerpen, ontwikkelend en testen van een infrastructuur. Ook kampende minister, VWS en het Nationaal ict-instituut in de zorg (Nictiz) met imagoproblemen. Wel lijkt sinds eind 2009 wel sprake te zijn van een voorzichtige verbetering in de verhoudingen tussen VWS en het veld. “Van een gedeelde visie en goede samenwerkingsrelatie tussen de verschillende actoren is echter nog geenszins sprake”, concludeert Pluut.
Onderzoek
Toch is dit draagvlak van wezenlijk belang, gelooft Pluut. Het wettelijke verplichten tot deelname aan een landelijke EPD is weinig zinvol aangezien gebruikers daarmee nog niet gedwongen kunnen worden tot het daadwerkelijk delen van gegevens. Pluut acht het vanuit veranderkundig oogpunt daarom beter dat er werk gemaakt wordt van praktijkgericht onderzoek naar het wat, waarom en hoe van landelijke gegevensuitwisseling.