Slechts weinig mensen hebben een Persoonlijk Gezondheidsdossier (PGD) maar wie hem heeft, wil eigenlijk niet meer zonder. Dat concludeert Patiëntenfederatie NPCF na een onderzoek onder ruim elfduizend patiënten.
Gebruikers zien duidelijk meerwaarde in het PGD, volgens de NPCF. Ze kunnen gemakkelijk gegevens aanvullen of wijzigen, er is minder kans op fouten in de overdacht tussen zorgverleners en de afstemming van medicijnen gaat beter.
Mensen die een PGD hebben, zijn doorgaans “heel tevreden”. Ze gebruiken het dossier omdat ze het overzicht willen houden over wat er met hen aan de hand is. En ook omdat zorgverleners dan in een oogopslag kunnen zien wat er bij de patiënt speelt. Ook vinden ze het handig dat ze dankzij het PGD een goed beeld hebben van hoe hun gezondheid zich ontwikkelt.
Behoefte
Directeur Wilna Wind van de NPCF: “Wij werken hard aan de introductie van een PGD voor iedereen die dat wil. Dit onderzoek geeft aan dat er behoefte aan is.” Patiëntenfederatie NPCF werkt samen met de artsenorganisatie KNMG en Zorgverzekeraars Nederland aan een kader waaraan een PGD moet voldoen. De bedoeling is dat rond 2020 iedereen die dat wil een persoonlijk gezondheidsdossier kan hebben.
In 2011 verwierp de Eerste Kamer het Elektronisch Patiëntendossier (EPD), omdat het niet veilig genoeg zou zijn in die opzet. In datzelfde jaar besloten koepels van huisartsen, apothekers en Nictiz een doorstart te maken met het Landelijk Schakelpunt, waarin de infrastructuur van het EPD was geregeld. Achter de schermen wordt gewerkt aan het mogelijk maken van een PGD. Bij de Eerste Kamer ligt de wet ‘Cliëntenrechten bij elektronische verwerking van gegevens’. Onlangs noemde de LHV het wetsvoorstel onuitvoerbaar, omdat patiënten te vaak toestemming moeten verlenen en zorgverleners hier te vaak om moeten vragen.