De ambulantisering in de geestelijke gezondheidszorg (ggz) komt zeer moeizaam van de grond: slechts één op de vijf ggz-aanbieders heeft concrete voorstellen voor de opbouw van ambulante ggz met zorgverzekeraars besproken. Hieraan liggen meerdere oorzaken ten grondslag, waaronder een tekort aan financiële middelen. Dat is opmerkelijk aangezien er voor de ambulantisering juist 300 miljoen euro op de plank zou liggen.
Dit blijkt uit een quickscan van het Trimbos-instituut onder 27 van de in totaal 31 geïntegreerde ggz-instellingen en de vier grootste zorgverzekeraars van het land. Het verzoek tot de quickscan is afkomstig van voormalig minister Schippers (VWS), die in 2017 afspraken heeft gemaakt met de vertegenwoordigende organisaties van de ggz-aanbieders, de zorgverzekeraars en cliëntenorganisaties over het aanpakken van de wachttijden. Een van deze afspraken betreft het versnellen van de opbouw van de ambulante ggz, door concrete plannen hiervoor in te dienen.
In januari 2017 meldde Schippers dat er 300 miljoen euro op de plank zou liggen, bestemd voor ambulantisering. Uit de interviews van Trimbos met ggz-aanbieders blijkt echter dat hierover op z’n minst onduidelijkheid is. ‘Aanbieders kregen van zorgverzekeraars namelijk te horen dat er geen extra geld beschikbaar was’, schrijft het Trimbos. ‘Sommige geïnterviewde aanbieders gaven ook aan dat het bedrag nooit genoemd had moeten worden omdat dat geld helemaal niet op de plank ligt. Dit komt ook uit de interviews met zorgverzekeraars naar voren.’ Volgens de verzekeraars is het bedrag van 300 miljoen euro verrekend in het zo laag mogelijk houden van premies en dat geld ligt nergens op de plank.
Relatie met de zorgverzekeraar
Verschillende geïnterviewde aanbieders hebben niet aangedrongen op het maken van afspraken voor ambulantisering, omdat zij van zorgverzekeraars begrepen dat hiervoor geen extra financiering zou zijn. De ggz-aanbieders waren bang dat dit de relatie met de zorgverzekeraar zou kunnen schaden, dan wel dat het geen zin had omdat er geen extra middelen zouden komen. Daarbij gaven aanbieders aan dat als er extra geld geïnvesteerd kan worden, dit beter via een zorginnovatieregeling met geoormerkte middelen kan gaan.
Het Trimbos schrijft dat het op basis van de interviews niet exact aan te geven is hoeveel geld er uiteindelijk is vrijgemaakt voor de afgesproken extra ambulante opbouw. “We schatten al met al in dat deze specifieke impuls in de contractafspraken in 2018 – bovenop wat al bereikt of in gang gezet was – beperkt is gebleven.”
Afgesloten contracten
Vooralsnog heeft niet meer dan zo’n 20 procent van de aanbieders specifieke plannen voor opbouw van ambulante ggz besproken met zorgverzekeraars. Die plannen zijn gehonoreerd of de besprekingen hierover zijn nog gaande. 15 procent heeft geen plannen besproken met de verzekeraars, maar zij hebben in de afgesloten contracten wel afspraken gemaakt voor 2018 over de opbouw van ambulante zorg.
Daarnaast stelt 40 procent van de aanbieders binnen de contractafspraken voor 2018 waarschijnlijk verder te kunnen gaan met de opbouw van ambulante zorg, zonder afspraken met zorgverzekeraars over specifieke voorzieningen. Tenslotte geeft bijna 20 procent van de aanbieders aan dat zij binnen de kaders van de contractafspraken niet (volledig) naar wens verder kunnen gaan met ambulante opbouw en hierover ook geen aanvullende plannen met zorgverzekeraars konden maken.
Krapte op de arbeidsmarkt
De onduidelijkheid over de financiering is niet de enige reden dat er weinig afspraken zijn gemaakt over ambulantisering. Een andere factor van belang is de krapte op de arbeidsmarkt, specifiek een tekort aan regiebehandelaren voor de specialistische ggz. Aanbieders dienden soms geen voorstel in voor ambulante opbouw omdat zij niet wisten of zij de vacatures zouden kunnen vervullen om de zorg daadwerkelijk te kunnen leveren. Sommige respondenten bestempelen de krapte op de arbeidsmarkt als een even groot, zo niet groter, probleem voor de opbouw van de ambulante zorg dan tekorten aan financiering.
Verschillende aanbieders gaven aan de timing van de afspraak over de ambulante opbouw enigszins ongelukkig te vinden omdat het in- en verkoopproces voor 2018 al was opgestart. Er was al een bepaalde lijn ingezet, waarbij het niet altijd bevorderlijk was om de gesprekken over zorgcontractering toe te spitsen op de ambulante opbouw. Een andere genoemde reden om geen aanvullende plannen in te dienen, was dat er reeds investeringsafspraken waren gemaakt met zorgverzekeraars. Sommige aanbieders hadden al meerjarenafspraken over ambulantisering en 2017 werd dan niet gezien als het juiste moment om deze afspraken te evalueren en eventueel bij te stellen.
Aanbevelingen
Het Trimbos doet in zijn onderzoek enkele aanbevelingen aan de verantwoordelijke; staatssecretaris Paul Blokhuis (VWS). Het onderzoeksinstituut beveelt onder meer aan om te komen tot meerjarenafspraken en meer te werken vanuit vertrouwen tussen aanbieder en verzekeraar en minder vanuit beheersing met vele regeltjes.
Een belangrijk signaal is ten slotte dat een aantal aanbieders wat betreft het afbouwen van intramurale plaatsen zegt de grens te hebben bereikt. Dit geldt volgens een aantal aanbieders ook voor de doelmatigheidsslagen die nog gemaakt kunnen worden. Dit maakt dat het opbouwen van ambulante zorg “binnen het vierkant van het budget” steeds moeilijker kan worden. Een onderwerp waarover sommige aanbieders en zorgverzekeraars al over in gesprek zijn, maar waar volgens het Trimbos nog nadrukkelijker aandacht aan besteed kan worden.