Gemeenten en zorgaanbieders zijn de administratieve rompslomp over en weer zat. Aan beide kanten van het lokale zorgveld leeft grote behoefte aan eenvoudiger communicatie en samenwerking. Standaardisatie en wederzijds vertrouwen zijn hierbij de sleutelwoorden.
Deze boodschap viel te beluisteren op dinsdag 2 mei bij een bijeenkomst van HEAD, de vereniging van financials in de zorg, over de ontwikkelingen in het sociaal domein.
De decentralisatie van zorg en jeugdhulp heeft zowel bij gemeenten als bij zorgaanbieders tot een hoop extra administratieve lasten geleid. Aan het eind van 2015, het eerste jaar van de transitie, was deze last bij zorgaanbieders met 30 procent toegenomen. Deze maand is uit een onderzoek van QConsult in opdracht van het ministerie van VWS gebleken dat de (vermijdbare) administratieve rompslomp nog onvoldoende afneemt.
De bureaucratie nam in eerste instantie toe door de onbekendheid met elkaars domein en de versplintering van de financieringsstromen. Dat de administratieve last nu zo langzaam afneemt, komt doordat gemeenten en zorgaanbieders nog onvoldoende gebruik maken van de middelen die er zijn om de uitvoering van Wmo en Jeugdwet te standaardiseren, constateerden de onderzoekers van QConsult.
Doelmatigheid
Een aantal standaarden is in 2016 door het programma i-Sociaal Domein, in opdracht van de VNG en de branches voor zorgaanbieders, gepubliceerd. Het programma helpt gemeenten en zorgaanbieders met de administratie. Financials in de zorg zouden graag zien dat er meer gebruik wordt gemaakt van de standaarden, maar zeggen op de themadag over het sociaal domein dat standaarden niet zalig makend zijn. Gemeenten hanteren daarvoor te veel verschillende, extra eisen om de rechtmatigheid van zorg vast te stellen. Zo is in de ggz geen eenduidigheid over wie zich hoofdbehandelaar mag noemen en een diagnose mag stellen en zo een indicatie voor zorg af te geven.
Volgens Kees Hummelen, van de werkgroep Horizontaal Toezicht van HEAD, moet het gesprek tussen gemeenten en zorgaanbieders dan ook minder over rechtmatigheid en meer over doelmatigheid gaan. Van zorgaanbieders vraagt dit dat zij naar gemeenten toe open zijn over hun interne proces. Zij moeten laten zien dat zij hun eigen administratie op orde hebben, dat de zorg die zij leveren nodig en doelmatig is. In ruil daarvoor moeten gemeenten op hun beurt soepeler omgaan met onverwachte zorg en de kosten die daarbij worden gemaakt.
Vertrouwen
Deze werkwijze vereist dat gemeenten en zorgaanbieders minder als financier en leverancier met elkaar omgaan en meer als partners. Het toverwoord daarbij is vertrouwen, benadrukt Hummelen. Gemeenten moeten erop vertrouwen dat zorgaanbieders hun werk goed doen. In de zorg is immers ook al veel geprotocolleerd en is de kwaliteit op verschillende niveaus geborgd. Zorgaanbieders op hun beurt moeten transparant durven zijn over hun eigen werkproces.
De aanwezige zorgfinancials hebben hier nog wel hun vraagtekens bij. Zij willen best openheid van zaken geven, maar dan moet “de spelregels van te voren duidelijk zijn”. “Waar wordt ik op afgerekend? En gaat de gemeente zich niet inhoudelijk bemoeien met de zorg die ik lever?”
I-Sociaal Domein
Gemeente en zorgaanbieder moeten niet op elkaar stoel gaan zitten, toch moeten ze vaker hun gemeenschappelijke verantwoordelijkheid voor de zorgbehoefte van hun bevolking samen oppakken. Dat stelt ook Lenard Markus, senior beleidsmedewerker van ActiZ en betrokken bij het programma I-Sociaal Domein. Daarom moeten de twee in een veel eerder stadium met elkaar om de tafel. Nu spreken ze elkaar vaak pas bij de jaarlijkse aanbesteding van de zorg, in het tweede kwartaal van het jaar. Daaraan voorafgaand hebben zij intern hun eigen koers al uitgezet. Bij dat uitzetten van de koers zouden gemeenten en zorgaanbieders eigenlijk al bij elkaar moeten zitten, aldus Lennard.
Tegelijkertijd zal I-Sociaal Domein de rest van 2017 nog de boer op gaan met de standaarden voor de uitvoering van de Jeugdwet en de Wmo. Staatssecretaris Van Rijn beloofde naar aanleiding van het onderzoek van QConsult dat in 2017 de aanpak van regeldruk wordt geïntensiveerd. De ambitie is dat eind 2017 alle gemeenten en de door hen gecontracteerde aanbieders de standaarden hebben geïmplementeerd als er nieuwe contracten worden afgesloten.
Van Rijn heeft ook met de Tweede Kamer afgesproken dat er aan een wetsvoorstel wordt gewerkt, waarin het gebruik van bepaalde standaarden verplicht wordt gesteld.