Ook in het hoger beroep rondom de tarieven voor jeugdhulp zijn GGz Breburg en Reinier van Arkel in het gelijk gesteld. Volgens het hof in Den Bosch heeft de regio Hart van Brabant niet goed onderbouwd hoe het tot vaststelling van de te lage tarieven is gekomen.
Dat meldt GGz Breburg op 1 november op haar website. Het hof verplicht regio Hart van Brabant dit wel te doen, zeker als ze afwijkt van de door de VNG en NZa vastgestelde tarieven.
Onder kostprijs
GGz Breburg en Reinier van Arkel sleepten vorig jaar de gemeente Tilburg voor de rechter, en daarmee automatisch de regio Hart van Brabant. In de aanbesteding van jeugdhulp voor 2018 bood Tilburg te lage tarieven, volgens GGz Breburg zelfs ‘substantieel onder onze kostprijs’. In de onderhandelingen kwamen de partijen er niet uit, dus spande de zorgorganisatie een kort geding aan. Reinier van Arkel sloot zich daarbij aan. De rechter stelde ze in het gelijk, maar regio Hart van Brabant ging daartegen in beroep.
Steun
De uitspraak van het hof heeft gevolgen voor de hele sector, zo betoogt Ariette van Reekum, lid raad van bestuur van GGz Breburg. “Alle aanbieders van hoogspecialistische zorg voor de jeugd lopen hier tegenaan. Hopelijk heeft GGz Breburg hiermee ook landelijk een lans gebroken voor passende tarieven om goede zorg voor de jeugd te kunnen bieden.”
Ook GGZ Nederland vindt de uitspraak in hoger beroep een steun in de rug voor de gespecialiseerde jeugdzorg. “Wij zien de uitspraak als een erkenning dat de kwaliteit van zorg zich alleen met een passend tarief verder kan door ontwikkelen”, zegt directeur Veronique Esman.