Er zijn grote regionale verschillen wat betreft de inzet van pijnbestrijding bij de bevalling en de betrokkenheid van de kinderarts direct na de geboorte. Dit blijkt uit onderzoek van het VUmc naar verschillen in medische ingrepen bij bevallingen, waarvan de resultaten vrijdag zijn gepubliceerd in BMC Pregnancy and Childbirth.
Onderzoeker en verloskundige Anna Seijmonsbergen-Schermers onderzocht alle ruim 600 duizend bevallingen in Nederland tussen 2010 en 2013. Ze keek naar verschillende gebruikte interventies als inleiden of stimuleren van de weeën, pijnbestrijding, kunstverlossing, keizersnede en betrokkenheid van de kinderarts.
Uit de studie komt naar voren dat het gebruik van een ruggenprik regionaal varieert tussen de 12 tot 38 procent voor vrouwen tijdens een eerste bevalling. In provincies waar een ruggenprik minder vaak wordt gebruikt, kiest men vaker voor andere vormen van pijnbestrijding, zoals remifentanil of pethidine. De betrokkenheid van een kinderarts direct na de bevalling, varieert tussen provincies van 37 tot 60 procent voor vrouwen die van hun eerste kind bevallen. “Grote variatie zien we ook bij het stimuleren van weeën”, zegt Seijmonsbergen-Schermers. “Dat roept op zijn minst vragen op over de kwaliteit van de geboden zorg. Positief is dat de verschillen tussen de provincies minder groot zijn voor inleiden van de bevalling, keizersnede en kunstverlossing.”
Schade
Grote verschillen in het gebruik van deze interventies kunnen er volgens de onderzoeker op wijzen dat in sommige provincies interventies te weinig en in andere provincies teveel gebruikt worden. Het onnodig ingrijpen bij een bevalling kan tot schade bij de moeder en het kind leiden, ook op de lange termijn.
Dat het gebruik van sommige interventies bij een bevalling zo sterk verschilt per regio is een onwenselijke situatie, vindt Seijmonsbergen-Schermers. “Het kan voor een deel liggen aan verschillen in wensen van vrouwen, maar de grootte van de spreiding wijst erop dat zorgverleners ook een grote invloed hierop hebben. Het is belangrijk dat zorgverleners en beleidsmakers kritisch kijken naar het gebruik van deze interventies en dat er meer consensus komt in het hele land. Als in sommige regio’s teveel en in andere te weinig interventies plaatsvinden, zou dat kunnen leiden tot extra risico’s voor moeder en kind. En als er te snel wordt ingegrepen bij een bevalling, worden er ook onnodig kosten gemaakt.”