Ilia / Stock.adobe.com
“Partijen zetten daarmee dit jaar in de inkoop voor 2025 al een belangrijke stap om te zorgen dat er geen zorgaanbod verdwijnt en dat de cruciale ggz geborgd wordt”, aldus de minister. De zes genoemde zorgvormen zijn eerder aangemerkt als cruciale ggz.
Contact verloopt inmiddels goed
Verzekeraars en zorgaanbieders hebben de minister verzekerd dat het onderlinge contact inmiddels goed verloopt. “Dit betekent dat potentiële wijzigingen in aanbod vroegtijdig met elkaar worden besproken, zodat noodzakelijke zorg behouden blijft. Dit zie ik als een positieve ontwikkeling.”
In enkele overlegsessies is door zorgaanbieders, verzekeraars, professionals en patiënten besloten om op een andere manier te redeneren over de capaciteit die nodig is voor de toekomst. Mogelijk al voor 2026. Niet meer het aanbod moet het beginpunt zijn, maar de regionale zorgvraag.
Zorg vanuit de regio
Hier is een aantal zogeheten tafels bij betrokken. Regio’s moeten elk zelf inventariseren wat het aanbod is en wat er nog ontbreekt. Als bijvoorbeeld blijkt dat de vraag of het aanbod te specialistisch is, moet er een nog op te zetten landelijke tafel worden betrokken. Die tafel moet ervoor zorgen dat er voldoende zorgaanbod komt. Overkoepelend wordt er een landelijk programma opgezet om de regio’s op hun beurt te ondersteunen en ervoor te zorgen dat ze niet allemaal het wiel opnieuw moeten uitvinden.
Meer nodig
Helder merkt op dat er meer nodig is om het aanbod van cruciale ggz op peil te houden. Bijvoorbeeld door ervoor te zorgen dat het voor zorgverleners aantrekkelijk is om hoogcomplexe zorg te leveren. Ook moet duidelijk worden hoe de toepassing van exclusiecriteria geen belemmering vormt voor patiënten met een hoogcomplexe zorgvraag om passend aanbod te vinden. De betrokken partijen moeten dit de komende periode meenemen in hun uitwerking voor de cruciale ggz.
hmcmanagement
Volgens Minister Helder mag geen cruciale ggz-zorgaanbod verdwijnen vanwege financiële redenen. Als dat geen argument is voor het niet geschikt zijn van de toepassing van marktwerking voor de voorziening in cruciale behoeften dan weet ik het ook niet meer. Verder lezend word ik minder enthousiast waar de minister opmerkt dat het voor zorgverleners aantrekkelijk moet zijn om hoog complexe zorg te leveren en dat de toepassing van exclusiecriteria geen belemmering mag vormen voor patiënten om een passend aanbod te vinden. Volgens de minister moeten de betrokken partijen dit regelen in hun uitwerking voor de cruciale ggz. Dit doet mij denken aan situaties vóór 2006 waarin de betrokkenen gingen armworstelen over de definiëring van exclusiecriteria, welke leveringsvoorwaarden aantrekkelijk zijn en wat cruciale ggz is. De uitslag van dit worstelen was reden om over te stappen op het stelsel dat we nu kennen. De mix van regulering en marktwerking , – ofwel het sparen van de kool en de geit -, laat zonneklaar zien dat deze niet werkt. Het wordt of overheidsregulering als dominante zorgaansturing (accepteren dat de patiënten als partij niet krachtig genoeg is, zorgverzekeraars niet de hun toegedachte semi-overheidsrol kunnen spelen en IZA enerzijds een molochsysteem is) of meer dan nu marktwerking met versterking van de positie van patiënten door zorgverzekeraars om te bouwen tot professionele zorginkooporganisaties van en voor patiënten met de verplichting 100% de belangen van patiënten te dienen. Dat vergt wel het accepteren van de feitelijke situatie dat individuele patiënten in het zgn. driemarktenmodel daarvan geen onderdeel uitmaken maar patiëntenorganisaties wel. De zorgmarkt is nu eenmaal een b to b markt en geen b to c markt. Voor dat laatste type is een consument nodig een geen patiënt.
Hans Hof, HealthcareManagementConsultancy/Profs4Zorg