De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) maakt onvoldoende gebruik van de mogelijkheid om beroepsbeoefenaren voor het tuchtcollege te dagen. Dat constateren onderzoekers Erik Hout en Johan Legemaate van het VUmc.
Criteria niet helder
Op grond van de Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (Wet BIG) heeft de IGZ de bevoegdheid om bij het tuchtcollege een klacht in te dienen tegen een beroepsbeoefenaar. In het rapport ‘De inspectie voor de gezondheidszorg en het tuchtrecht’ constateren de onderzoekers echter dat de criteria voor het indienen van tuchtzaken onvoldoende zijn uitgewerkt. Ook passen de inspecteurs de bevoegdheid om de klachten in te dienen niet altijd uniform toe.
Fluctuaties
Tussen 2002 en 2007 diende de IGZ 117 tuchtklachten in tegen beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg. Gemiddeld is dit ongeveer 20 tuchtklachten per jaar, maar dit aantal verschilt sterk per jaar: 40 in 2004 tegen 3 in 2006. Deze fluctuaties zijn volgens Hout en Legemaate moeilijk uit te leggen. Ze roepen vragen op naar de rechtsgelijkheid en kunnen het vertrouwen in het inspectiebeleid aantasten.
Uniformiteit onvoldoende
Het is daarom belangrijk dat de inspectie heldere, consistente beleidsregels voor zijn taken en instrumenten heeft. Deze beleidsregels moeten binnen de organisatie bekend zijn en eenduidig worden toegepast. Bovendien moeten de inspectiemedewerkers kennis hebben van deze regels en zich bewust zijn van de noodzaak tot uniforme toepassing.
Effectief
Het onderzoek levert duidelijke aanwijzingen op dat door de inspectie ingediende tuchtklachten effectief zijn. Zo worden bijvoorbeeld deze klachten van de inspectie veel vaker gegrond verklaard dan tuchtklachten van burgers.