Dillmann, die namens de NVZ met zorgverzekeraars onderhandelt over de afrekening van de coronacrisis, weet dat vrijwel alle ziekenhuizen bij zorgverzekeraars een plan hebben ingeleverd over de inhaalzorg. Inhaalzorg is de planbare zorg die door de coronacrisis in 2020 is uitgesteld. De plannen zijn gemaakt op basis van een format dat de NVZ en de NFU samen met Zorgverzekeraars Nederland heeft gemaakt.
Er is nog geen landelijk beeld van de plannen. De deadline voor het inleveren van de plannen is net geweest. Eind mei is het totaalbeeld beschikbaar.
Elkaar helpen
De plannen worden door ziekenhuizen en verzekeraars ook regionaal, binnen ROAZ-verband bekeken, zodat ziekenhuizen de inhaalzorg kunnen verdelen. Dillmann: “We kijken hoe we elkaar kunnen helpen. Als een ziekenhuis bij ons in de buurt bijvoorbeeld niet zo’n lange wachtlijst heeft voor de OK dan kunnen onze patiënten misschien daar terecht.”
Even lief
Om hoeveel inhaalzorg het gaat, verschilt per ziekenhuis en is afhankelijk van hoeveel zorg een ziekenhuis heeft afgeschaald tijdens de coronacrisis. Bij Isala gaat het om 6000 patiënten die op de wachtlijst staan voor de OK. “Het spreekt voor zich dat wij ons best gaan doen om dit jaar al die patiënten te helpen”, zegt Dillmann. “Alle patiënten zijn ons even lief en onze artsen en verpleegkundigen vinden dat ook deze patiënten zorg moeten krijgen. Maar het volume is dusdanig dat we alle zeilen bij moeten zetten. We verwachten dan ook niet dat we dat in de laatste helft van dit jaar voor elkaar krijgen. De inhaalzorg zal absoluut nog doorlopen in 2022.”
40 miljoen
De minister van VWS zal geen macrobeheersinstrument inzetten als de inhaalzorg het budgettair kader zorg (BKZ) overschrijdt. Ziekenhuizen hebben wel in kaart gebracht om hoeveel patiënten en welke dbc’s het gaat. Dat resulteert in een financiële raming. In het geval van Isala gaat het om 40 miljoen euro inhaalzorg-kosten over een periode van zeven maanden waarin de zorg is afgeschaald vanwege de coronacrisis.
Lastige inschatting
Dillmann erkent dat het lastig is voor ziekenhuizen om in te schatten hoeveel inhaalzorg er nodig is. De patiëntengroep die wacht op een operatie is volgens hem de eenvoudigste groep om te benoemen, omdat deze mensen met naam en toenaam bekend zijn bij het ziekenhuis. De tweede groep patiënten is ook bekend bij het ziekenhuis. Het zijn ook patiënten die wachten, maar dan op beschouwende specialismen. Dan is er nog een groep patiënten die nog verwezen moet worden. Ziekenhuizen hebben een schatting gemaakt op basis van wat er in een normaal jaar aan zorg is geleverd. Dat gebeurt per specialisme.
Daarbovenop hebben sommige ziekenhuizen nog te maken met een groep patiënten die doorverwezen worden via een medisch specialist uit een ander ziekenhuis; de tertiaire zorg. “Van deze groep hebben ziekenhuizen ook geen duidelijk beeld”, zegt Dillmann. “Ook hier hebben we geprobeerd een schatting te maken.”
Aan de beurt
Ziekenhuizen kijken naar de zes urgentie-categorieën van de Federatie Medisch Specialisten bij de vraag welke patiënten als eerst aan de beurt zijn voor de inhaalzorg. Urgentieklasse 1,2 en vaak ook 3 worden allemaal meteen behandeld. Bij de overige urgentie-categorieën -4 en 5- beginnen de ziekenhuizen bij de patiënten die de zorg het meest nodig hebben. Het gaat bijvoorbeeld om patiënten met een liesbreuk, galsteen, rughernia, versleten heup en knie. Urgentiecategorie 6 -cosmetische ingrepen- is niet opgenomen in de herstelzorg-plannen.
Opvallend is dat de inhaalzorg bij Isala vooral geldt voor patiënten die geen IC-zorg nodig hebben. Dat betekent dat de uitdaging nu vooral ligt bij de medewerkers van de polikliniek, de kliniek en verpleegafdelingen, de OK en de diagnostiek.
Drie marathons
Dat het veel ziekenhuizen niet lukt om de inhaalzorg dit jaar uit te voeren, heeft ook te maken met de inzet van medewerkers. Medewerkers hebben een herstelperiode nodig. “Je kunt niet meteen nog een marathon lopen als je er net drie achter de rug hebt”, zegt Dillmann.
Robert van Spronsen
Patienten verspreiden op grotere schaal geeft hoogstwaarschijnlijk gedoe met gegevensuitwisseling… Zou het een brug te ver zijn om de discussie over een landelijk EPD/gestandaardiseerd EPD weer eens open te breken?