Openstaan voor mensen en technieken, je kwetsbaar opstellen en ook willen praten met mensen die een andere vaktaal spreken. Dat zijn volgens Albert van den Berg de belangrijkste ingrediënten om een cross-over tussen medici en technici tot een innovatief succes te maken.
Van den Berg is onder meer directeur van MIRA, het onderzoeksinstituut voor Biomedische Technologie van de Universiteit Twente. Hij was een van de keynote-sprekers op het Health Valley Event 2016, dat donderdag in Nijmegen plaatsvond.
“Geef technici iets nieuws, zoals nanotechnologie, en ze maken eerst dingen als de kleinste wc en de kleinste gitaar ter wereld. Maar als je vervolgens aan cross-overs doet, ontstaan er hele zinnige zaken. Zoals een laboratorium op een chip.” Van den berg spreekt ui ervaring. Uit de samenwerking van zijn instituut met het Twentse nanolab MESA+ kwam een chip voort waarmee patiënten met depressie veel minder vaak naar het ziekenhuis hoefden.
“Lithium is een bijzondere stof, omdat het werkt tegen depressieve klachten”, vertelde Van den Berg. “Maar: gebruik te weinig en het werkt niet, gebruik te veel en het is dodelijk. En die verhouding verandert steeds. Door de toepassing van nanotechnologie voor vloeistof, konden we een chip maken die vaststelt welke stofjes er allemaal in een druppel bloed zitten. Met een normale vingerprik kunnen patiënten nu thuis hun exacte dosering lithium bepalen.”
En daar blijft het niet bij. MIRA werkt nauw samen met nanotechnici, ziekenhuizen en verzekeraars. Van den Berg: “Daarbij moet je wel over je eigen grenzen durven kijken. Openstaan voor mensen en technieken, je kwetsbaar opstellen en willen praten met mensen die een andere vaktaal spreken. Dan kom je tot technische innovaties met directe impact op de zorg. Er wordt nu hard gewerkt aan een pil om darmkanker op te sporen. En we hebben een chip gebouwd met, simpel gezegd, een ingebouwd stuk ader, om vast te kunnen stellen waarom een vernauwing vaak leidt tot trombose.”