Boezemfibrilleren is de meest voorkomende hartritmestoornis in Nederland. “Het is een aandoening waarbij veel co-morbiditeit voorkomt. Dat wil zeggen dat patiënten vaak ook last hebben van andere problemen zoals hoge bloeddruk, suikerziekte of COPD”, vertelt Carline. Boezemfibrilleren zelf is niet dodelijk volgens de arts-onderzoeker. “Het kan echter wel leiden tot een herseninfarct of hartfalen, wat wel dodelijk kan zijn.”
Versnippering
Co-morbiditeit betekent dat patiënten al snel meerdere zorgverleners hebben, waaronder de cardioloog, trombosedienst en huisarts. “Dit kan ervoor zorgen dat er versnippering in de zorg ontstaat”, aldus Van den Dries. In het onderzoek richtten Van den Dries en haar collega’s van het Juliuscentrum zich op de vraag in hoeverre integrale zorg een oplossing is voor dit probleem.
Centrale rol
Integraal betekent in dit verband dat een centrale coördinerende rol voor de huisarts en nauwe samenwerking tussen de eerste- en tweedelijnszorg. Concreet kregen patiënten elk kwartaal een algemene controle in de huisartsenpraktijk. Ook voor de bloedverdunningscontroles gingen ze naar de huisartsenpraktijk. “Normaal gaan ze hiervoor naar de trombosedienst”, reageert Van den Dries. “Het voordeel van naar de huisartsenpraktijk gaan, is dat patiënten dichterbij huis zorg krijgen én dat ze dezelfde persoon vaker zien. Ze krijgen zo één aanspreekpunt.”
Door de banden met de tweede lijn aan te halen konden huisartsen en praktijkondersteuners snel de trombosedienst en cardiologen inschakelen.
Aan het onderzoek deden 26 huisartsenpraktijken in de regio Zwolle, Hardenberg en Deventer mee. Vijftien voerden de nieuwe werkwijze van integrale zorg uit in het onderzoek in, en elf controlepraktijken gingen op oude voet door. Er deden ruim 1200 patiënten van 65 jaar en ouder mee. Ruim vijfhonderd van hen kregen integrale zorg, de rest reguliere zorg.
Gigantisch effect
“De studie was bedoeld om te kijken of integrale zorg veilig plaats kon vinden in de huisartsenpraktijk”, licht Van den Dries het onderzoek toe. “We hoopten dat er niet meer sterfte zou zijn. Wat we vonden is dat er zelfs 45 procent minder mensen waren gestorven. Dat is een gigantisch effect. Wel moet je als wetenschapper natuurlijk altijd voorzichtig blijven: we willen nu ook zeker weten of het op andere plekken ook zo uitpakt, en waarom het zo goed werkt.”
Een andere opvallende uitkomst: de meeste patiënten in het onderzoek die waren overleden, stierven niet aan hartproblemen. “Dit bevestigt het beeld dat boezemfibrilleren niet puur een ritmestoornis is”, zegt Van den Dries. Doordat de patiënten frequent gecontroleerd werden en er tijdens de controles gekeken werd naar de hele mens, denkt Carline dat er een hoop complicaties voorkomen zijn.