Integrale zorg voor Wlz-cliënten vergt een financiële investering van 420 miljoen euro en een voorbereidingstijd van twee jaar. Dat blijkt uit een uitvoeringstoets die de Nederlandse Zorgautoriteit heeft gedaan van het advies van Zorginstituut Nederland om ook aanvullende zorg in de verpleging en verzorging en gehandicaptenzorg onder de Wlz te brengen.
Wlz-cliënten met gelijke zorgbehoefte krijgen niet altijd dezelfde zorg en niet altijd de zorg die nodig is, zo constateerde Zorginstituut Nederland in 2017. Dit komt doordat de regelgeving in de zorg onderscheid maakt tussen ‘verblijf met behandeling’ en ‘verblijf zonder behandeling’. Bij verblijf in een instelling ‘zonder behandeling’ biedt de zorgaanbieder alleen verpleging, begeleiding en persoonlijke verzorging. De aanvullende zorg, zoals mondzorg, medicijnen en hulpmiddelen, valt respectievelijk onder de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).
Het Zorginstituut adviseerde in september 2017 om al deze zorg onder de Wlz te brengen. Als het wordt overgenomen, worden zorgaanbieders die nu verblijf zonder behandeling bieden ook verantwoordelijk voor geneeskundige zorg, alle paramedische zorg, farmaceutische zorg, hulpmiddelen en mondzorg. Het advies zou zo’n 275 duizend Wlz-cliënten raken.
420 miljoen euro
Op verzoek van het ministerie van VWS heeft de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) de uitvoerbaarheid en de financiële impact van het advies getoetst. Uit ramingen van de NZa blijkt dat de Zvw-uitgaven zouden dalen met in totaal 368,0 miljoen euro. De uitgaven vanuit Wmo zouden met 49,8 miljoen euro afnemen. Echter, de NZa raamt dat het Wlz-kader moet worden opgehoogd met 837,8 miljoen euro, ruim twee keer zoveel als er bespaard zou worden.
“De positionering van behandeling in de Wlz zoals het Zorginstituut adviseert is niet simpelweg het overhevelen van budget vanuit de Zvw en Wmo naar de Wlz is”, licht de NZa desgevraagd toe. “Uitgaande van de door ons geadviseerde integrale bekostiging op basis van de huidige prestaties voor verblijf met behandeling hebben we geraamd dat er macro 420 miljoen euro extra nodig is.”
Met vrije beroepsbeoefenaren, medewerkers van zorgaanbieders en beleidsmedewerkers van brancheorganisaties en het Zorginstituut is de NZa is gesprek gegaan over de achterliggende oorzaken voor deze meer kosten. Uit de gesprekken blijkt dat een veelheid van factoren een rol speelt. “Naar onze mening worden de verschillen op hoofdlijnen verklaard door verschillen in aanspraken op zorg, verschillen in de sturingsfilosofie en de aard van de geleverde zorg. De aanspraken op zorg zijn in de Wlz ruimer gedefinieerd dan in de Zvw. Dit geldt voor geneesmiddelen, paramedische zorg en mondzorg”, aldus NZa.
“Geneeskundige en paramedische zorg die verstrekt wordt op grond van de Zvw wordt vaak pas geleverd nadat sprake is van een klacht”, vervolgt de Zorgautoriteit. “Het initiatief ligt vaak bij de patiënt en is reactief van aard. De zorg van een specialist ouderengeneeskunde, arts verstandelijk gehandicapten of orthopedagoog is veelal proactief en daarmee preventief van aard, waarbij geprobeerd wordt te voorkomen dat cliënten later intensievere of zwaardere zorg nodig hebben. Onderzoek van Vektis en het Zorginstituut bij Wlz-cliënten met een zzp met behandeling wijst uit dat zij minder vaak worden doorverwezen naar een ziekenhuis en per verwijzing ook minder kosten worden gemaakt.”
De NZa adviseert om voorafgaand aan de besluitvorming over het advies van het Zorginstituut meer onderzoek te doen naar de opbouw en achtergrond van de geraamde ophoging van het Wlz-kader.
Twee jaar voorbereiding
De NZa adviseert verder om de eventuele invoering van integrale zorg voor Wlz-cliënten ineens te laten plaats vinden. Dat zou voor de betrokkenen de meeste duidelijkheid geven. “Wij adviseren om rekening te houden met een ruime voorbereidingstijd van twee jaar”, schrijft de NZa. “Partijen geven aan tijd nodig te hebben om de benodigde afspraken tussen aanbieders en behandelaren te maken en bestaande Wlz-cliënten te informeren en mee te nemen in eventuele veranderingen. (..) Voor de situaties waarin het niet lukt om integrale zorg te organiseren adviseren we om onder strikte voorwaarden vpt en zzp prestaties zonder behandeling beschikbaar te houden.”
Uit de gesprekken met partijen bleek verder dat voor het opzetten van integrale zorg het delen van cliëntendossiers tussen de verschillende behandelaren en de zorgaanbieders in de praktijk nog belemmerend kan werken. “Hier ligt zeker nog een uitdaging voor het veld om een goede overgang mogelijk te maken. Ook wordt uit de discussie over samenloop tussen Wlz en Zvw duidelijk dat het uitwisselen van gegevens over de indicatie en leveringsvorm van cliënten tussen zorgaanbieders, behandelaren, zorgkantoren en zorgverzekeraars een noodzakelijke voorwaarde is voor het declaratieproces. De informatievoorziening aan cliënten is van groot belang. Iedere Wlz-cliënt met een zzp of vpt zal geïnformeerd moeten worden over de consequenties van de voorgestelde veranderingen”, aldus de zorgautoriteit.