De invoering van de Jeugdwet verloopt niet vlekkeloos en veel is nog onduidelijk. Aandachtspunten zijn onder meer de samenwerking met zorgverzekeraars, de problemen met het persoonsgebonden budget en de discussie rond de ouderbijdrage.
Dit blijkt uit een enquête van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), die bijna 90 procent van de 42 jeugdzorgregio’s heeft ingevuld. De enquête gaat over de ervaringen in de eerste drie maanden na invoering van de Jeugdwet op 1 januari 2015.
Zorgverzekeraars
De samenwerking met zorgverzekeraars vergt nog ‘enige aandacht’, volgens 79 procent van de respondenten. Slechts 21 zegt dat de samenwerking goed verloopt. In regio’s waar de samenwerking met zorgverzekeraars achterblijft, zijn geen of weinig momenten waarop beide partijen met elkaar om de tafel zitten. Als er al afspraken gemaakt zijn, ligt volgens de VNG de nadruk op de Wmo en minder op het jeugddomein.
Ook de samenwerking met het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) kan in veel regio’s beter en intensiever. Volgens de VNG is dit onder andere te wijten aan de opstartfase waarin betrokkenen zich bevinden ten aanzien van de Jeugdwet. Aandachtspunten zijn het leggen van het contact, het ontbreken van vaste contactpersonen en de onduidelijkheid op het snijvlak van de Jeugdwet en de Wet langdurige zorg.
Belemmeringen
De VNG constateert meer aandachtspunten. Gemeenten hebben de administratieve processen als één van de grootste belemmeringen ervaren in de eerste drie maanden van 2015. Ze hebben jeugdhulp vanuit verschillende kokers ‘ontvangen’, namelijk de AWBZ, de zorgverzekerde jeugd-ggz, de provinciale jeugdzorg en vanuit het Rijk. VNG: “Het integraal inregelen van het voorheen versnipperde stelsel en dit weer afstemmen kost alle partijen energie.”
Wat verder meespeelt, zijn de onduidelijkheid en problemen rondom het persoonsgebonden budget (pgb), de gegevensoverdracht en de politieke discussie rondom de ouderbijdrage. De verwerking en uitbetaling van pgb’s verloopt niet vlekkeloos. Een aantal gemeenten heeft besloten de inning van de ouderbijdrage op te schorten, in afwachting van een onderzoek naar de bijdrage, waarvan de resultaten in juli worden verwacht.
Niet op volle kracht
Gemeenten worstelen bovendien met de onvolledige gegevens en gegevensoverdracht en met de informatiesystemen die nog niet op volle kracht werken. Daarbij opgeteld is het volgens VNG lastig een volledig overzicht in de kosten en zorgconsumptie te krijgen als het uitgangspunt niet bekend is en aanbieders deze gegevens liever niet delen omwille van privacy.
De onduidelijkheid ten aanzien van budgetten en de zorgconsumptie vormen een grote belemmering voor gemeenten. Deze onduidelijkheid komt onder meer doordat systemen niet op orde zijn. Gemeenten willen snel duidelijkheid over de toegekende budgetten, omdat dit kan leiden tot vereenvoudiging van de besluitvorming voor het komende jaar.
Voorspoedige overgang
Ondanks alle knelpunten en onduidelijkheid is er volgens de VNG over het geheel genomen sprake van een ‘voorspoedige overgang’. “In de eerste drie maanden hebben motivatie en doorzettingsvermogen van gemeenten en hun medewerkers gezorgd voor een voorspoedige overgang, waar veel waardering voor is.” De VNG erkent dat zeker niet alles vlekkeloos verloopt, toch werken gemeenten volgens haar onderling en met anderen samen om de Jeugdwet tot een succes te maken.
De goede relatie tussen gemeenten onderling wordt een van de grootste succesfactoren van de transitie genoemd. De samenwerking tussen gemeenten in de regio’s verloopt goed, zegt 71 procent van de deelnemers aan de enquête. VNG: “Na de opstartfase waarin aan wederzijds vertrouwen gewerkt moest worden realiseren alle partijen zich dat ze voor een gezamenlijke opgave staan en elkaar nodig hebben om te slagen.”
Een andere succesfactor is volgens de VNG de toegang tot jeugdzorg, waar gemeenten sinds januari verantwoordelijk voor zijn. De laagdrempelige toegang staat dicht bij de burger, werkt integraal en heeft korte lijntjes naar samenwerkingspartners. De verandering waardoor de verantwoordelijkheid voor de jeugd een lokale en nabije aangelegenheid wordt, is positief ervaren door gemeenten. Gemeenten kunnen beter in beeld brengen welke hulp er in een gezin plaatsvindt en hierover afstemmen.
Continuïteit van zorg
Van de problemen rond de transitie hebben jongeren die in 2014 in een zorgtraject zaten, weinig last gehad. Althans, dat blijkt uit recente jaarrapportage van de Transitie Autoriteit Jeugd (TAJ). Die meldde dat de wettelijke garantie voor continuïteit van zorg in 2015 lijkt te hebben gewerkt. “Er zijn geen signalen ontvangen dat jongeren tussen wal en schip zijn geraakt”, schrijft de TAJ.
Continuïteit van zorg geldt voor maximaal één jaar na de transitie. Deze wettelijke garantie zorg heeft beschermend gewerkt naar cliënten en dempend naar instellingen. Dit betekent niet dat de zorg ook altijd verleend wordt door dezelfde hulpverlener bij die jeugdhulpaanbieder. Cliënten hebben de garantie voor continuïteit van zorg wel zo gelezen. Zij wijzen erop dat een verandering van hulpverlener binnen de aanbieder tot gevoelens van onveiligheid bij het kind kan leiden.