Zo’n twee derde deel van alle jeugdhulpaanbieders heeft minstens één relatie als hoofd- of onderaannemer. Gemiddeld wordt daarbij door hoofdaannemers een marge van 6,6 procent in rekening gebracht aan onderaannemers.
Verschuiving regierol
De Jeugdautoriteit schat dat er tussen de 5 en 10 procent van de totale sectoromzet wordt gerealiseerd via hoofd- en onderaannemerschap. De verwachting is dat dit toeneemt, waardoor de regierol van gemeenten en regio’s meer naar aanbieders verschuift. Hierdoor kan zorg sneller en eenvoudiger worden georganiseerd. “Een aanbestedingstraject met een groot aantal aanbieders is niet langer nodig en aanbieders hebben vaak een beter beeld van het benodigde zorgaanbod dan gemeenten of regio’s. Zij zitten immers dichter bij het vuur,” vertelt Jeugdautoriteit-directeur Kees van Nieuwamerongen.
“Tegelijkertijd gaan belangrijke waarborgen van een aanbestedingstraject verloren als het gaat om gelijk speelveld op de markt. Een hoofdaannemer die een onderaannemer contracteert is immers niet gebonden aan de eisen die het aanbestedingsrecht wél stelt.” Zo kunnen aanbieders gedwongen in de rol van onderaannemer terechtkomen.
Toezicht
Ook brengt het beheer van onderaannemers voor hoofdaannemers veel extra werk met zich mee, constateert de Jeugdautoriteit. Onder meer in het contracteren van de onderaannemers, factuurverwerking en het toezien op de kwaliteit van geleverde zorg door onderaannemers.
“Omdat wij op basis van ons onderzoek en voornemens in de Hervormingsagenda verwachten dat hoofd- en onderaannemerschap zal stijgen, willen wij gemeenten en regio’s meegeven zich bewust te blijven van de effecten op bijvoorbeeld diversiteit in aanbod en keuzevrijheid van cliënten”, adviseert van Nieuwamerongen. “Verder kunnen juiste afwegingen met betrekking tot inkoopprocedures aanbieders helpen om goed geïnformeerd een keuze te maken wel of niet toe te treden tot een hoofd- en onderaannemersconstructie.”