AppleMark
Het aantal mensen dat een toelating krijgt voor de Wet Langdurige Zorg (Wlz) is aanmerkelijk hoger dan door het kabinet voorzien. De instroom van gehandicapten en ouderen is respectievelijk 13 procent en 5 procent hoger dan in het Zorgakkoord becijferd.
Eén en ander blijkt uit een doorrekening van onderzoeks- en adviesbureau HHM. De financiële gevolgen van de grotere toestroom zijn volgens de onderzoekers beperkt. De kosten voor de gehandicaptenzorg komen 1 procent hoger uit dan in het Zorgakkoord voorzien. De kosten voor de ouderenzorg vallen ondanks de hogere instroom zelfs 5 procent lager uit.
Verschillen
De langdurige zorg heeft te maken met een majeure aanpassing van het wettelijke kader door de invoering van de Wlz op 1 januari 2015. Op basis van deze wet kunnen verzekerden die blijvend behoefte hebben aan permanent toezicht of 24 uur zorg integrale zorg ontvangen. In vergelijking met de AWBZ zijn er twee grote verschillen in de toelating. De behoefte aan toezicht of nabijheid dient blijvend te zijn. Ook dient deze behoefte los te staan van de omgeving of eventueel aanwezige mantelzorg.
Aanname
De algemene aanname in het Zorgakkoord was dat mensen met een hoog zorgzwaartepakket (ZZP) zouden doorstromen naar de WLz, terwijl mensen met een laag ZZP geen indicatie zouden krijgen en gebruik zouden maken van de Wmo dan wel Zorgverzekeringswet. De praktijk blijkt anders te zijn, zo laat het onderzoek van HHM zien.
Met name het feit dat voor de toegang tot de Wlz niet de hoogte van het zorgzwaartepakket (de zorgomvang) bepalend is, maar de vraag of een verzekerde blijvend is aangewezen op zorg of permanent toezicht, maakt dat de toegang anders uitpakt dan in het Zorgakkoord is voorzien. Mensen met een laag ZZP kunnen toch aangewezen zijn op zorg nabij en krijgen zodoende een indicatie. Mensen met een hoog ZZP kunnen juist weer een tijdelijke zorgvraag hebben en komen dus niet in aanmerking voor een Wlz-indicatie.
Theoretische exercitie
In een reactie op het onderzoek stelt staatssecretaris Van Rijn met het Zorginstituut dat het om “een theoretische exercitie” gaat. “De mate waarin deze verschuivingen zich daadwerkelijk zullen voordoen, is afhankelijk van het concrete gedrag van gemeenten, zorgverzekeraars, zorgkantoren, zorgaanbieders en cliënten, met name de mate waarin gemeenten mensen met een complexere zorgvraag verwijzen naar het CIZ”, aldus Van Rijn. “De mate waarin cliënten daadwerkelijk een beroep doen op de Wlz wordt door het CBS gemonitord en deze monitor wordt bij de evaluatie van de Wlz betrokken.”
HHM zegt concrete aanwijzingen te hebben dat de toestroom naar de Wlz daadwerkelijk groeit, maar kan op dit moment nog geen harde uitspraken doen. Hoewel de grotere toestroom geen grote macro-budgettaire gevolgen heeft, kan een groter aantal cliënten wel degelijk impact hebben op individuele zorgaanbieders. Waar nu nog sprake is van een uitstroom van personeel kan een groeiend aantal cliënten de behoefte aan werknemers doen stijgen.