De Autoriteit Consument & Markt (ACM) gaat scherper toezien op de naleving van concurrentieregels in de farmaceutische sector. De ACM haakt daarmee in op het debat rond dure geneesmiddelen. Volgens de ACM draagt concurrentie bij aan innovatie en de betaalbaarheid van medicijnen.
“Kartels, misbruik van marktmacht of strategieën die erop gericht zijn om concurrentie uit te sluiten of toetreding te belemmeren pakken we aan”, aldus de ACM in een toelichting op de Agenda 2018-2019. “Dit soort gedrag is namelijk nadelig voor de consument. Daarnaast maken we ziekenhuizen, zorgverzekeraars en andere partijen duidelijk hoe zij hun krachten kunnen bundelen bij de inkoop van dure geneesmiddelen. Dat is één van de sleutels om niet alleen geneesmiddelen, maar ook het totale pakket aan zorg betaalbaar en toegankelijk te houden.”
De ACM constateerde in 2016 dat dat inkopers soms terughoudend zijn om samen te werken, ook als dat in het belang van patiënten en verzekerden is. Om die reden stelde de ACM al eerder een leidraad op die zorgaanbieders duidelijkheid moet bieden over de mogelijkheden binnen het kader van de concurrentieregels.
Kostenbeheersing
In de nieuwe werkagenda relativeert de ACM de eigen rol bij de kostenbeheersing in de zorg. “Het beheersen van de kosten van geneesmiddelen is onderwerp van een breder maatschappelijk debat”, aldus de ACM. “Het toezicht van de ACM is hierin maar een schakel. Daarom werken we samen met andere toezichthouders in de zorgsector zoals de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en met onze collega-toezichthouders in het buitenland. Ook gaan we de dialoog aan met stakeholders in de markt om samen oplossingen te vinden voor eventuele concurrentieproblemen.”
Bij dit alles wil de ACM ruimte blijven bieden aan innovatie in de farmaceutische sector om zo de ontwikkeling van nieuwe medicijnen te behouden en te stimuleren.
‘Geen vrije markt’
Econome Irene van Staveren betoogt in Trouw dat politiek en toezichthouders bij het debat over medicijnprijzen een fundamentele realiteit over het hoofd zien, namelijk dat de markt voor dure medicijnen feitelijk bepaald wordt door monopolies. “Als de politiek ervoor kiest om geneesmiddelen over te laten aan de markt, moet die niet verbaasd zijn dat voor medicijnen waar weinig vraag naar is maar één producent is”, aldus Van Staveren.
Als voorbeeld noemt ze het veelbesproken geneesmiddel Spinraza tegen de spierziekte SMA. “Dat bedrijf heeft dus een monopolie en kan door de afwezigheid van concurrentie zelf zijn verkoopprijs bepalen”, stelt Van Staveren. “De afnemers hebben geen keus. Dat is geen vrije markt. Een vrije markt kent veel aanbieders, die met elkaar concurreren om de gunst van veel consumenten.”
De mogelijkheden van sturing zijn binnen dit model volgens Van Staveren zeer beperkt. “Als je ervoor kiest om de ontwikkeling en productie van geneesmiddelen aan de private sector over te laten, kun je niet tegelijkertijd eisen dat private bedrijven net als staatsbedrijven volledig inzicht geven in hun kostenstructuur en daar dan in een politiek proces over gaan onderhandelen.”