Het ruimere standpunt van KNMG is naar eigen zeggen “een praktische vertaling” van een besluit van de Hoge Raad. Die deed in april 2020 uitspraak over wat in dergelijke gevallen geoorloofd is. Tot nu toe was de richtlijn aan artsen dat als communicatie met de patiënt niet meer mogelijk is, ook euthanasie geen optie meer is.
De KNMG geeft artsen handvatten mee om uiteindelijk samen met patiënten en naasten tot een beslissing te komen: “Dit kan betekenen dat artsen soms op basis van die persoonlijke afwegingen besluiten geen euthanasie te verlenen in complexe situaties, ook al biedt de wet die ruimte wel.”
Schriftelijk verzoek
Voorwaarde voor euthanasie is onder meer dat een schriftelijk euthanasieverzoek altijd met de arts vooraf moet zijn besproken. Ook moet een onafhankelijke arts bij de euthanasie worden betrokken en met de patiënt moet altijd geprobeerd worden te communiceren over het euthanasieverzoek en de uitvoering. “Ook met wilsonbekwame patiënten kan (betekenisvolle) communicatie mogelijk zijn”, aldus KNMG.
Verder stelt de artsenfederatie in het nieuwe standpunt dat vlak voor euthanasie het gebruik van premedicatie, zoals een slaapmiddel, noodzakelijk kan zijn. Dan moeten er wel “aanwijzingen zijn dat er bij de uitvoering bijvoorbeeld onrust of agressie bij de patiënt kan ontstaan”, doordat diegene niet begrijpt wat er gebeurt.
De uitspraak van de Hoge Raad volgde na een zaak die begon met de vervolging van een verpleeghuisarts, die euthanasie had toegepast op een 74-jarige vrouw uit Den Haag die zwaar dement was. Voordat ze zo ziek werd, had ze duidelijk opgeschreven dat ze niet meer zo zou willen leven als het zover kwam. Toen de gevreesde situatie een feit werd, kon ze haar wens niet opnieuw bevestigen en gaf ze ook tegenstrijdige signalen. De arts ging uiteindelijk toch over tot euthanasie. (ANP)