De kosten van de externe inhuur van personeel in de verpleging, verzorging en thuiszorg (vvt) zijn vorig jaar met 19 procent gestegen tot 931 miljoen euro. Een groot deel van die sterk toegenomen externe inhuur komt voor rekening van mensen die eerder in loondienst waren.
Dit blijkt uit een analyse van de jaarverslagen van 477 vvt-organisaties door Intrakoop en Verstegen accountants en adviseurs. Deze vvt-instellingen vertegenwoordigen 97 procent van de totale omzet in deze sector. Die omzet steeg afgelopen jaar met 4,3 procent naar 17,2 miljard euro: in feite zijn dat de kosten van de Nederlandse ouderenzorg.
Financiële impuls
De sector profiteert van een financiële impuls van 2,1 miljard euro om de kwaliteit in verpleeghuizen te verbeteren en voor extra handen aan het bed. Vorig jaar was er 435 miljoen euro extra beschikbaar en gingen de tarieven in de Wet langdurige zorg (Wlz) gemiddeld 4 procent omhoog.
Meer zeggenschap
Volgens het rapport zijn er twee belangrijke redenen voor werknemers om over te stappen naar het zzp’er-schap: dat ze dan meer zeggenschap hebben over de invulling van hun werkzaamheden én hogere vergoedingen kunnen bedingen.
Hoewel het aantal vacatures niet stijgt, houdt de personeelskrapte aan. Het aantal vacatures in de vvt was eind vorig jaar 13.000, waarvan de helft moeilijk vervulbaar is: die vacatures konden niet worden vervuld binnen drie maanden.
Hoge werkdruk
Door de stijging van de externe inhuurkosten namen de totale personeelskosten in de vvt toe met 4,4 procent, tot twaalf miljard euro. De sector blijft kampen met een tekort aan goed opgeleide medewerkers, door een complexere zorgvraag en een toename van het aantal cliënten. Door de hoge werkdruk is het ziekteverzuim verder gestegen tot 6,8 procent – een hoog cijfer, ook vergeleken met sectoren als de ziekenhuizen, ggz en gehandicaptenzorg.
Financiële resultaten
De financiële resultaten van vvt-instellingen verbeterden flink: van 269 miljoen euro in 2017 tot 381 miljoen in 2018. Toch boekte nog één op de zes instellingen verlies: vooral de grotere organisaties. Kleinere instellingen (met een omzet van minder dan 10 miljoen euro) deden het naar verhouding het best met een resultaatratio van 4,3 procent en de grootste organisaties (omzet van 300 miljoen of meer) scoorden het slechtst met een resultaatratio van 0,8 procent.
Betere solvabiliteit
De positieve resultaten hebben geleid tot betere solvabiliteit. Het weerstandsvermogen steeg van 28 naar 29 procent. Ook hier geldt dat niet alle instellingen het goed doen: twintig organisaties hadden in 2018 een negatief eigen vermogen. Daarnaast heeft dertig procent van de vvt-organisaties een lager weerstandsvermogen dan de norm van 15 procent.
Driekwart van de totale kosten in de vvt zijn personeelskosten. In de sector werken 387.000 mensen, wat neerkomt op 215.000 voltijd-arbeidsplaatsen. Naast de vaste medewerkers zijn 16.390 stagiaires en 163.000 vrijwilligers.