Dat schrijft de minister in een brief aan de Tweede Kamer. Die brief is een reactie op een uitgebreide studie van adviesbureau Ecorys over de Wet BIG.
Vaagheid
Algemene kritiek op de Wet BIG is de vaagheid ervan, met name op het gebied van kwaliteitseisen en welke beroepsgroepen onder de wet vallen. Ecorys ziet veel interpretatieverschillen en misvattingen over de Wet BIG. Met name over de reikwijdte van de bevoegdheid van handelingen door zorgprofessionals die opdrachten doen voor andere professionals. Ook zijn diverse onderdelen van de wet met elkaar in strijd. Bovendien zijn sommige nieuwe beroepen niet opgenomen in BIG.
Adviescommissie
Een van de onderzoeken die Kuipers wil doen, is een onafhankelijke adviescommissie instellen. Die zal onder meer gaan kijken welke voorbehouden handelingen “dusdanig risicovolle handelingen zijn dat ze beroepsmatig slechts zelfstandig mogen worden verricht door beroepsbeoefenaren die over de noodzakelijke kennis en vaardigheden” beschikken.
Ook wil Kuipers een onafhankelijk advies vragen over “of en hoe het mogelijk is om specificaties van de voorbehouden handelingen uit te werken om meer flexibiliteit in de regeling voorbehouden handelingen aan te brengen, bijvoorbeeld ten aanzien van relatief veilige (deel)handelingen”. Pas daarna neemt de minister een besluit om al dan niet tot wijziging van de Wet BIG over te gaan.
Functionele zelfstandigheid
Verder wil Kuipers een andere aanbeveling van Ecorys nader onderzoeken, namelijk om vaker functionele zelfstandigheid of een zelfstandige bevoegdheid voor deelhandelingen toe te kennen om taakherschikking te faciliteren.
Integrale visie
Bovendien wil hij een andere aanbeveling van Ecorys – de criteria voor toelating van beroepen tot artikel 3 en 34 Wet BIG (en daarmee artikel 36a) aanpassen om meer “toekomstbestendig te worden” – nader onderzoeken. “Meer doordenking en uitwerking is nodig”. Een “integrale visie” is noodzakelijk, waarvoor de hulp wordt ingeroepen van de adviescommissie.
Onderzoek tuchtrecht
Over het tuchtrecht neemt Kuipers geen positie in: “In de praktijk blijkt het geen makkelijke opgave om in geval een casus ziet op zorgverlening waarbij meerdere beroepsbeoefenaars betrokken zijn, moet worden bepaald welke beroepsbeoefenaar welk verwijt gemaakt kan worden. Daarnaast is het wenselijk geacht om de team- en netwerkverantwoordelijkheid bij handelen of nalaten dat in strijd is met de normen die de beroepsbeoefenaar behoort te betrachten nader te bezien. Met het oog hierop is de Rijksuniversiteit Groningen verzocht nader onderzoek te doen.”
Behalve dat onderzoek op gebied van het tuchtrecht, wil Kuipers over dit onderwerp een tweede studie: een “meer fundamenteel onderzoek”, om vijf jaar na die laatste grote wetswijziging (die pas over twee jaar ingaat) het tuchtrecht van de Wet BIG weer te evalueren.
Peter Koopman
VWS schakelt economisch adviesbureau in om Wet BIG te verbeteren. Op zich genomen is het goed om bestaande paden en kaders regelmatig te evalueren. De Wet Big is al enkele keren geëvalueerd. Meestal door indirect ( patiëntenorganisaties ) en direct ( beroepsorganisaties en zorgbranches ) betrokkenen hierover te peilen. Regelingen die de beroepsuitoefening van o.a. verpleegkundigen, verpleegkundig specialisten en verzorgenden IG raken blijken vele raakvlakken te hebben en zijn zeker niet alleen door de “kosteneffectieve bril” en van “buiten af“ te beschouwen. De inhoud hiervan berust immers op “zelf doen” en van “binnenuit op te bouwen”. Nog herinneren we ons het recent “BIG II” drama, waarbij VWS de haar wetgevende taken voortijdig moest staken. Ook de schade aan de organisatie VenVn is nog niet vergeten! Wetgeving in deze dient naar mijn inzicht en ervaring de praktijk te volgen en verdraagt geen kokerdenkende bureaucratische invalshoek. Omdat mij vooral het “wel” van voornoemde beroepsgroepen aanspreekt en derhalve het “wee” tracht te minimaliseren, spreek ik me nu al uit over de “geur”, die de gekozen VWS adviseurs bij mij oproept. Na de krampachtige bonuskwesties,voortdurende structurele loonachterstand ( SER tapport peil mei 2021 ), het huidig hoog ziekteverzuim, vele vacatures enz. is een BIG 3 kwestie aub te vermijden.
Lineke Verkooijen
Wet BIG en Verzorgkunde
Op dit moment is er in de zorg sprake van een arbeidsmarktprobleem. Er zijn te weinig verzorgenden en verpleegkundigen om de zorg te geven. Dit probleem wordt alleen nog maar groter, met name in de verpleeghuis- en thuiszorgsector (VVT). Het is dus van belang om voldoende mensen in die zorg te krijgen èn te houden.
Een van de belangrijkste uitkomsten van het onderzoek Arbeidsmarktproblematiek in de sector Zorg en Welzijn (TNO en HHM, 2019) is de aanbeveling:
• voorkom verkeerde verwachtingen bij aankomend zorgmedewerkers;
Ruim 80% van de zorg in de VVT-sector is ADL-ondersteuning. Meestal blijvend van aard. Dit kenmerkt zich in het dagelijks terugkeren van dezelfde ondersteuning bij (veelal voor langere tijd) dezelfde mensen. Het lineaire denken van een ziekenhuis, te herkennen in: (1) opname – (2) behandeling – (3) ontslag, past hier niet. Toch is de zorg in de VVT-sector veelal ingericht volgens deze lineaire logica.
Wat wel past is een lemniscaat logica, een zich herhalend, steeds terugkerend patroon. Hiervoor is op dit moment echter weinig interesse.
Het lineaire denken van de ziekenhuislogica is ook terug te vinden in de Wet BIG of de Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg. In de Wet BIG (artikel 3) worden 11 beroepsgroepen genoemd: apotheker, arts, fysiotherapeut, gezondheidszorgpsycholoog, klinisch technoloog, orthopedagoog-generalist, physician assistant, psychotherapeut, tandarts, verloskundige en verpleegkundige. Bij al deze beroepen gaat het om handelingen die je als geregistreerde zelfstandig mag uitvoeren bij een cliënt. Je bent wettelijk bevoegd. Het gaat steeds om een 1 op 1 situatie. Zo kan een eventuele fout ook duidelijk verweten worden aan die betreffende beroepsbeoefenaar. Natuurlijk is het iets minder plat, maar dit is de kern. Het moet leiden tot goede kwaliteit in de riedel: (1) Iemand heeft een probleem, (2) een beroepsbeoefenaar handelt en (3) het probleem is opgelost (of ten minste verminderd). Lineair denken.
Bij de meeste ADL-ondersteuningsactiviteiten in de VVT-sector is er geen sprake van dat er iets opgelost wordt of dat er überhaupt naar een oplossing gestreefd kan worden. Het is veelal blijvende zorg tot aan de dood van de betreffende cliënt. Het gaat om een blijvende of chronische setting die tegenwoordig, enigszins eufemistisch, veelal langdurig wordt genoemd. ‘Langdurig’ past beter bij lineair denken. Immers daar zit nog hoop in dat het ooit over gaat.
De zorg in de VVT-sector bestaat dus voor ruim 80% uit ADL-ondersteuning, die vaak blijvend van aard is. Daarnaast gaat het om 24/7-handelen. Iemand heeft elke dag hulp nodig bij de opstaan, wassen, toiletgang, communiceren en/of contacten leggen of onderhouden en dat soms meerdere malen per dag. Dat valt lastig in een Wet BIG vast te leggen. Wie moet voor het tuchtcollege komen? Hoe kom je tot een uitspraak?
Helpenden en verzorgenden, die veelal zo’n 95% van de ADL-ondersteuning in de VVT-sector geven, kunnen zich niet registreren in het BIG-register. Veel handelingen die verpleegkundigen (vooral in het ziekenhuis) doen, doen verzorgenden (in de VVT-sector) ook. Hier zat bij de start van de BIG dus een probleempje. De oplossing: de VIG-er. Een Verzorgende Individuele Gezondheidszorg. Deze verzorgende is middels haar diploma en het volgens bepaalde eisen onderhouden van het kunnen uitvoeren van bepaalde handelingen, voor deze handelingen als bekwaam aangemerkt.
De Wet BIG heeft met zich meegebracht dat alle handelingen die hierin worden benoemd als belangrijker worden beschouwd dan ADL-ondersteuning. Dit wordt nog versterkt omdat de hoger opgeleide verpleegkundigen zich wel kunnen registreren. Overigens niet voor ADL-ondersteuning, terwijl dit ook voor verpleegkundigen op een ziekenhuisafdeling zoals de IC het grootste deel van hun werk betreft.
De VIG-gers worden opgeleid met het idee dat wat hun werk echt belangrijk maakt, het uitvoeren van de handelingen betreft waarvoor ze formeel bekwaam zijn. In de praktijk komt dit echter heel weinig voor. Of dat idee door de opleiding, door henzelf of door het ‘systeem’ wordt ingegeven, daar wil ik even buiten blijven. Ik vermoed dat het allemaal invloed heeft. Feit is dat we bij veel studenten en medewerkers deze overtuiging signaleren.
Dit alles levert de volgende verkeerde verwachtingen op bij aankomend zorgmedewerkers:
• De belangrijkste zorg in een verpleeghuis is net als zorg in een ziekenhuis gericht op verbetering. Dit blijkt vaak maar heel weinig het geval en dat is dan zeer teleurstellend.
• Voor ADL-ondersteuning is geen specifieke bekwaamheid nodig en je kunt je er ook niet verder in bekwamen. Hierdoor staan of komen de medewerkers ook niet in een leerstand, waardoor het werk snel als afstompend kan worden ervaren.
• Er is sprake van professionele autonomie. Echter 24/7 handelen kenmerkt zich door teamhandelen of dat zou het moeten doen. Maar, de nadruk ligt op de individuele autonomie. Zowel in de opleiding als in de wijze waarop de zorg vorm krijgt.
Wat valt hier aan te doen?
1. Om te beginnen laten we stoppen met het woord ‘zorg’ overal op te plakken. Alles heet tegenwoordig ‘zorg’, zeker als het over de gezondheidszorg gaat. Dat is heel verwarrend en heeft mede geleid tot het eenzijdig kijken vanuit de lineaire logica.
2. Laten we tenminste onderscheid maken in 1. Verzorgkunde en 2. Geneeskunde. Waarbij verzorgkunde gedefinieerd wordt als: het tijdelijk of blijvend die activiteiten van een cliënt overnemen die hij of zij normaal gesproken zelf doet (eventueel met hulp van zijn/haar sociaal netwerk) en indien mogelijk de cliënt helpen deze ADL-activiteiten geheel of gedeeltelijk weer zelf op te pakken.
Bij verzorgkunde gaat het altijd om 24/7 teamhandelen. Ook in het ziekenhuis. De wet BIG past niet bij verzorgkunde. Misschien kan dit vak zich dan inhoudelijk ook weer verder ontwikkelen, zodat degenen die het uitvoeren er weer intrinsiek trots op kunnen zijn.
Dr. Lineke Verkooijen, Academische Verpleeg(t)huiszorg (S-AVN)