Pembrolizumab, een middel bij niet-kleincellige longkanker, moet niet worden opgenomen in het basispakket, tenzij door prijsonderhandeling de prijs van het middel daalt en de kosteneffectiviteit verbetert. Dit staat in het Pakketadvies pembrolizumab, dat het Zorginstituut aan minister Schippers van VWS heeft aangeboden.
De kosten van het geneesmiddel kunnen nu oplopen 46 tot 86 miljoen euro per jaar, en verdringen daarmee mogelijk andere goede zorg. Daarnaast is de kosteneffectiviteit volgens het Zorginstituut “zeer ongunstig”: circa 113 duizend euro per gewonnen levensjaar van goede kwaliteit (QALY).
Door de verwachte hoge kosten heeft toelating van pembrolizumab in het basispakket een significante impact op het zorgbudget. Vanwege de zeer ongunstige kosteneffectiviteit is er een groot risico dat pembrolizumab andere, kosteneffectievere zorg verdringt. Naast een hoge prijs en een ongunstige kosteneffectiviteit is er ook geen transparantie over de prijsvorming door de fabrikant, die een hoge prijs zou kunnen rechtvaardigen. Het Zorginstituut adviseert de minister daarom te onderhandelen over de prijs van het middel.
Nivolumab
Pembrolizumab gaat deels de inzet van het eerder door het Zorginstituut beoordeelde longkankermiddel nivolumab vervangen. Omdat voor nivolumab prijsonderhandelingen hebben plaatsgevonden, adviseert het Zorginstituut om het onderhandelingsresultaat erop te richten dat opname van pembrolizumab niet tot meerkosten leidt ten opzichte van de inzet van nivolumab.
Het Zorginstituut heeft zich gebogen over eventuele vergoeding van pembrolizumab omdat minister Schippers het middel heeft geplaatst in de zogeheten sluis. Dit houdt in dat intramurale geneesmiddelen met een voorzienbaar groot kostenbeslag niet automatisch instromen in het verzekerde pakket. Het geneesmiddel wordt eerst expliciet uitgesloten van vergoeding, instroom kan pas volgen na een positieve beoordeling door het Zorginstituut, succesvolle prijsonderhandelingen en gepast gebruik afspraken.