Mensen met een licht verstandelijke beperking ontwikkelen zich het meest in het alledaagse contact, tussen de bedrijven van de formele hulpverlening en begeleiding door. Juist deze ‘niet-toetsbare’ momenten bieden mogelijkheden tot aangaan van een relatie en tot het leren van elkaar. Dit blijkt uit onderzoek van Amsterdam UMC, afdeling Metamedica, in opdracht van de zorgorganisaties Middin en Cordaan.
Het gaat om momenten in het alledaagse leven waarbij er geen zichtbare begeleidingsrol is met de bijbehorende (leer)doelen. Het gaat dan bijvoorbeeld om samen boodschappen doen, samen koken, een ontmoeting op de gang, een bezoekje aan het werk van een cliënt etc. De onderzoekers noemen dit ‘het ondertussen’.
“In het samen zijn en samen leven kan de cliënt een sociale identiteit ontwikkelen met de begeleider als voorbeeld”, zo is te lezen in de publicatie over het onderzoek. “Hij leert van de professional hoe je bepaalde zaken doet, en welke normen en waarden erbij horen zonder dat hierbij een bewuste begeleidingsrol is.”
De professional leert op zijn beurt veel over het perspectief van de cliënt en leert hem beter kennen. Daardoor zou hij een betere relatie aan kunnen gaan en aansluiten op de cliënt. “Het verhaal van de cliënt is erg belangrijk, zegt onderzoekster Marieke Breed. “Je kan pas echt goede zorg geven, als je ook weet hoe deze zorg ontvangen wordt door de cliënt.”
Iemand zijn
Volgens Breed en haar collega’s wordt de begeleiding van mensen met een licht verstandelijke beperking sterk bepaald door de huidige maatschappij. Die is erg gericht op zelfstandigheid en het behalen van resultaat, terwijl deze doelgroep zijn handen vol heeft zich te handhaven. “De huidige maatschappij is erg gericht op resultaat, iets of iemand worden, terwijl mensen met een licht verstandelijke beperking vooral bezig zijn ‘met het overleven, zichzelf niet verliezen‘, iemand zijn”, aldus de onderzoekers.
Niet alleen de cliënten maar ook de begeleiders voelen de druk van het maatschappij en het zorgsysteem. “De professionals voelen de druk om zich erop te richten dat hun cliënt iets ‘moet worden’ terwijl de cliënt zelf meer behoefte heeft aan ‘iemand zijn’. Zelf willen professionals eigenlijk van mens tot mens er ‘zijn ‘voor de cliënt, maar door de regels van het zorgsysteem komen ze daar minder aan toe.”
Breed pleit er dan ook voor dat er in het zorgstelsel meer oog moet komen voor de momenten die misschien niet toetsbaar zijn, maar die wel een enorme meerwaarde hebben voor mensen met een licht verstandelijke beperking. “Het zou goed zijn om ook in de financiering van de zorg er rekening mee te houden dat niet alle zorg toetsbaar is of gericht hoeft te zijn op het behalen van doelen. Omdat we zien dat juist in het alledaagse contact zoveel gebeurt”, aldus onderzoekster Marieke Breed.
LifeWise
Het onderzoek van Amsterdam UMC is een vervolg op eerder onderzoek vanuit het Amsterdam UMC dat de basis vormde voor de ontwikkeling van het methodisch kader LifeWise van Middin en Cordaan voor de LVB+-doelgroep in de grootstedelijke context..