De IAC hield dialoogsessies en enquêtes onder leden van ondernemingsraden, cliëntenraden, raden van bestuur en raden van toezicht in de zorg. “Er was veel interesse”, zegt voorzitter Mirella Minkman. “Mensen vinden het goed dat de code er is, want deze geeft richting.”
Praktijk
Uit de inventarisatie blijkt echter dat meer handvatten gewenst zijn voor toepassing van de Governancecode Zorg in de praktijk. Minkman ziet ook dat de slag naar de praktijk nog niet altijd wordt gemaakt. Volgens haar is er behoefte aan meer kennis en kennisoverdracht over hoe de principes vorm moeten krijgen in de praktijk, ook tussen de verschillende niveaus. “Sommige thema’s raken alle gremia in een organisatie. Dan is het goed om op alle niveaus te overleggen waar een gezamenlijk belang is”, zegt ze. “Hoe doe je het in de praktijk? Er kan een principe zijn, maar hoe leg je dat uit? Concrete voorbeelden hoe de principes vorm te geven, helpen in de praktijk.”
Samenwerkingsverbanden
In de Governancecode staan ook weinig of geen handvatten voor samenwerkingsverbanden tussen zorgorganisaties, terwijl hier veel vragen over zijn van organisaties. “Governance houdt niet op bij de grenzen van de organisatie. Je staat vaak voor een vergelijkbare opgave als zorgorganisatie”, aldus Minkman. “Iedereen wil goede kwaliteit van zorg leveren en personeel goed behandelen. Maar ieder heeft wel een andere bijdrage aan het geheel. Er mag een scherpe constructieve dialoog zijn.”
Het helpt volgens de IAC ook wanneer raden van bestuur, raden van toezicht, ondernemingsraden en cliëntenraden meer gezamenlijke scholing hebben, zodat meer dezelfde taal wordt gesproken. “De verschillen tussen organisaties zijn groot; soms zijn het echt gescheiden werelden. Maar steeds vaker zien we ook dat de krachten gebundeld worden. Daarmee hoef je je rol niet te verliezen.”
De adviescommissie meldt dat het belangrijk is dat de code nog bekender en meer doorleefd wordt, met name onder ondernemingsraden en cliëntenraden. “Zij kunnen de code benutten in het gesprek met bestuur en toezicht.”
Governancecode Zorg 2017
In 2017 werd een nieuwe Governancecode Zorg ingevoerd, die de sector richting geeft. De code is een vorm van zelfregulering. Het is een instrument ‘om de governance zo in te richten dat die bijdraagt aan het waarborgen van goede zorg, aan het realiseren van haar maatschappelijke doelstelling en daarmee aan het maatschappelijk vertrouwen’.
Cyriel de Block
Cliëntenraad en Ondernemingsraad: living apart or together?
een medezeggenschapsraad in de zorg
Cyriel de Block, Henk Smets en Pieter Vos
1. Is er een probleem?
De WOR en de Wmcz regelen de medezeggenschap van medewerkers van organisaties resp. cliënten van zorginstellingen. Op het eerste oog zijn de twee wetten complementair: de WOR gaat over de medewerker, de Wmcz over de zorgcliënt. Twee gescheiden werelden van medezeggenschap. Maar bij nader inzien blijkt deze complementariteit toch minder voor de hand liggend dan gedacht. Door ontwikkelingen op de terreinen arbeid en zorg zijn de scheidslijnen tussen medewerker en cliënt anders komen te liggen en soms ook veel minder duidelijk dan vroeger.
Maar belangrijker nog is de gedachte dat zorg tot stand komt tussen cliënt en zorgverlener. Die twee bepalen samen het hoe, waarom en waar van zorgverlening, vanuit het perspectief van de cliënt. Dit betekent dat deze twee, maar ook hun vertegenwoordigers, CR en OR, niet alleen een belangrijke stem moeten hebben in het vaststellen van de kwaliteit en de inrichting van het zorgaanbod, maar ook dat zij idealiter hierin gezamenlijk optrekken.
Hierdoor verandert de relatie tussen de medezeggenschapsorganen, OR en CR: die hebben meer gemeenschappelijk dan gedacht. En tegelijkertijd verandert hun positie in de besturing van de organisatie, dus ten opzichte van Raad van Bestuur (RvB) en Raad van Toezicht (RvT). Toch functioneren CR en OR in de praktijk meestal nog los van elkaar als zelfstandige adviesorganen van het bestuur. Dit is niet in lijn met de zojuist geschetste noodzaak om samen op te trekken. In dit artikel bekijken wij of het ook anders kan. Wat er op de werkvloer speelt, een andere relatie tussen cliënt en medewerker, moet doortikken in de manier waarop wij zorginstellingen besturen en in de relatie van CR en OR. Hoe doe je dat?
2. De twee wetten voor de medezeggenschap: WOR en Wmcz
De Wet op de ondernemingsraden (WOR) is er al vanaf 1971. Hij regelt de relaties tussen werknemers en werkgevers, in het bedrijfsleven en ook in de zorg. De Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (Wmcz) bestaat pas vanaf 1996; hij zal vanaf medio 2020 een aangepaste vorm kennen.
Hoewel de wetten zich, zoals gezegd, op afzonderlijke personen richten, regelen zij deels dezelfde gebeurtenissen:
• Fusies en samenwerking;
• Gehele of gedeeltelijke opheffing;
• Belangrijke inkrimping of uitbreiding;
• Klachtenregeling;
• Benoeming topfuncties.
Zowel CR als OR hebben recht op advies of instemming, informatie en overleg. In beide wetten is de tegenspeler het bestuur.
3. OR en CR: toekomstige partners?
Wij zien twee dingen tegelijkertijd gebeuren. Aan de ene kant blijft de verkokering van de twee wetten en van OR en CR. Die blijven in formeel-juridische zin, maar ook in de praktijk, twee werelden van medezeggenschap: de OR gaat over de medewerker, de CR over de cliënt. Te weinig zien wij een gezamenlijk optrekken in advies en overleg.
Aan de andere kant is er de werkelijkheid van de werkvloer. En die laat zien dat zorgarbeid en zorgvraag steeds meer met elkaar vervlochten raken en steeds vaker samen het zorgaanbod tot stand brengen.. Ter illustratie een paar praktijkvoorbeelden.
– Kleinschalig wonen en decentralisatie: De Juiste Zorg Op De Juiste Plek. Denk aan zelfstandig wonende ouderen met beperkingen of de ambulantisering van de GGZ. Ook ‘zorg op afstand’. De gewenste vormgeving van het zorgproces (regionale zorgnetwerken en samenwerking ). En: hoe leg je hierover verantwoording af aan de samenleving?
– Het te hanteren model van Shared Decision Making/Samen beslissen en het omgaan met de resultaten ervan. Ook: het zorg-, leef- en behandelplan en de status ervan.
– Een andere structuur en stijl van leidinggeven: vertrouwen en bevoegdheden geven aan de werkvloer, zelfsturende teams. Minder interne bureaucratie en managementlagen.
– Obligaties en dergelijke voor medewerkers en cliënten (zeggenschap).
– Het kwaliteitskader van de instelling, de te meten zorguitkomsten en de verantwoording daarover.
Conclusie: cliënt en medewerker hebben vandaag de dag veel meer gemeenschappelijke belangen en doelen dan vroeger. In feite zouden zij een gezamenlijke agenda moeten hebben. En het gaat er steeds meer op lijken dat zij meer met elkaar delen dan met hun organisatie.
Je zou kunnen zeggen dat belangen en doelen van medewerkers en cliënten samenkomen in ‘waarde-volle zorg’ als de gewenste inhoud en vorm van het zorgaanbod. Als dit de conclusie is die uit de praktijkvoorbeelden kan worden getrokken, hoe zou je die dan kunnen waarmaken in de werkelijkheid van WOR en Wmcz?
4. OR en CR: een front van medezeggenschap. Een paar suggesties
Wij zouden willen spreken over ‘de nieuwe medezeggenschap’, die op enkele punten zelfs al een ‘nieuwe zeggenschap’ is. Wij zien drie mogelijkheden om dit nu al in de zorginstelling in de praktijk te brengen.
• Opstellen van een gezamenlijke agenda, een strategisch beleid en een missie. Basis: de sterke band tussen cliënt en zorgprofessional en ‘waarde-volle zorg’. Aanleiding: de hierboven genoemde ontwikkelingen. Medewerker en cliënt groeien naar elkaar toe, dit stuurt de medezeggenschap.
• Een vast overleg van OR en CR op basis van het eerste punt. Probeer op zoveel mogelijk punten een front te vormen richting RvB en RvT. Ga verkokering en versnippering waar mogelijk tegen. Dit geldt ook voor de zetels van OR en CR in de RvT. Een gezamenlijk informeren van RvB en RvT.
• Een verschuiving van advieslijnen: van RvB naar RvT, in ieder geval voor een aantal onderwerpen (zie de praktijkvoorbeelden). Dus koppel de twee medezeggenschapsorganen ook aan de RvT. Zij worden dan een belangrijke interne adviseur en informant van de interne toezichthouder. Dit ligt goed in de lijn van de nieuwe rol van de RvT: vertegenwoordiger van het maatschappelijk belang en een toezichthouder op de interne belangen en democratische verhoudingen in de instelling. En het past bij de gedachte ‘terug naar de bedoeling’ met de RvT als bewaker daarvan.
Met deze drie mogelijkheden bewerkstellig je in een adem twee veranderingen in de besturing van de instelling: CR en OR vormen een front én krijgen een nieuwe rol en relatie met RvB en RvT. Dit zal de effectiviteit van de medezeggenschap ten goede komen, maar het zal ook de besturing van de instelling verbeteren.
Dit willen wij toelichten met het voorbeeld kwaliteitszorg in de instelling. Het is nu vaak de externe toezichthouder (IGJ), de samenleving, de media of de zorgverzekeraar die een incident op dat vlak aan de kaak stelt. Dat kan ingrijpende gevolgen hebben binnen de instelling. Zo’n incident komt eigenlijk te laat; het probleem was vaak al bekend bij CR en OR. Het systeem van besturing en medezeggenschap biedt dan onvoldoende mogelijkheden om het kwaliteitsprobleem preventief aan te pakken. Wij bepleiten een nauwere band tussen CR/OR enerzijds, de RvT anderzijds. De RvT is in onze ogen medeverantwoordelijk voor de kwaliteit van zorg. Hij kan die medeverantwoordelijkheid alleen waarmaken door zich actief te laten informeren door de combinatie CR/OR. Concreet: waarom niet die combinatie installeren als de Kwaliteitscommissie van de RvT? En passend in dit tijdsgewricht: met vergaande bevoegdheden.
Deze twee plaatjes maken duidelijk hoe dit eruit ziet.