Dit blijkt uit het SRA-Rapport ‘Branches in Zicht 2023, de harde cijfers van Nederlandse ondernemingen’. Dit onderzoek bevat de belangrijkste financiële kengetallen van het Nederlandse mkb. Het is gebaseerd op een grootschalige cijferanalyse over 2022 van meer dan 7000 jaarrekeningen uit de SRA-Benchmarkdatabase, genaamd Branche in Zicht (BiZ), met in totaal 400.000 jaarrekeningen.
Brede omzetgroei zorgondernemers
De omzetontwikkeling kwam in 2022 uit op ruim 7 procent, tegenover 10,5 procent een jaar eerder. Daarmee bleef de branche wel achter bij het mkb-gemiddelde van 13,1 procent. De winst steeg met bijna 9 procent, in vergelijking met ruim 20 procent in 2021. Op dit vlak bleef de zorg het mkb als geheel wel ruim voor (1,5 procent).
Grote winstverschillen
De omzetgroei werd breed gedragen: ruim 71 procent van de zorgondernemers zag de omzet stabiliseren of toenemen (in 2021 was dit 75,5 procent). In de winstontwikkeling waren de verschillen echter groot. Slechts minder dan de helft (44,3 procent) van de ondernemers zag de winst stabiliseren of stijgen, tegenover bijna 61 procent een jaar eerder. Ongeveer een op de drie zag de winst echter met 50 procent of meer afnemen.
Fysiotherapeuten blijven achter
Binnen de branche valt op dat de omzet in het afgelopen jaar het sterkst is gegroeid bij tandartsen, medische en tandheelkundige praktijken en maatschappelijke dienstverlening zonder overnachting. Fysiotherapeuten zagen hun omzet juist teruglopen. Ook de winst nam af bij de fysiotherapeuten, net als bij maatschappelijke dienstverlening zonder overnachting.
Meer winst huisartsen
Huisartsen, in 2021 nog achterblijvers, lieten ditmaal een meer dan gemiddelde winstontwikkeling zien, ondanks een bovengemiddelde stijging van de personeelskosten. Medische en tandheelkundige praktijken behaalden per saldo echter de sterkste winstontwikkeling.
Personeelskosten opnieuw gestegen
Net als in voorgaande jaren liepen de personeelskosten, met afstand de grootste kostenpost van een zorgorganisatie, op. De stijging van ruim 9 procent was wel minder sterk dan in 2021 (bijna 15 procent), maar min of meer in lijn met het mkb-gemiddelde van iets meer dan 10 procent. De loonkosten namen toe met 8 procent, tegenover ruim 9 procent een jaar eerder. Deze stijging was wel sterker dan in het mkb (gemiddeld ruim 5 procent).
Uitzendkrachten
Verder valt op dat de post ‘overige personeelskosten’, waaronder ook de inzet van uitzendkrachten valt, in de zorg opnieuw relatief sterk is gestegen: 29 procent, volgend op een toename van ruim 81 procent een jaar eerder. In totaal liepen de bedrijfskosten op met bijna 10 procent (2021: 13 procent), tegenover bijna 14 procent voor het mkb als geheel.
Financiële positie verder achteruit
De financiële positie van bedrijven in de medische zorg is opnieuw verslechterd. Uit de analyse van SRA-BiZ blijkt dat het percentage ondernemingen dat aan de financiële verplichtingen kan voldoen (een PD-rating <1 procent), is uitgekomen op 82, tegenover bijna 88 een jaar eerder. De branche doet het daarmee nog wel beter dan het mkb-gemiddelde, dat verslechterde tot bijna 78 procent.