Van de 262 bij de Belastingdienst ingediende modelovereenkomsten voor zzp’ers in de zorg, zijn er nog 192 in behandeling. Iedereen die vóór 1 februari 2016 een overeenkomst heeft voorgelegd, krijgt een oordeel van de fiscus uiterlijk voor inwerktreding van de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (Wet DBA) op 1 mei.
Dit schrijft staatssecretaris Martin van Rijn in een brief aan de Tweede Kamer.
Dat de Belastingdienst nog niet heeft gereageerd op de meerderheid van de ingediende modelovereenkomsten, komt onder meer “door de behandeling die aanvankelijk is aangehouden in verband met de totstandkoming van een algemene modelovereenkomst voor zogenoemde tussenkomstsituaties”. Inmiddels is de behandeling volgens Van Rijn weer “voortvarend ter hand genomen”.
De modelovereenkomsten zijn bedoeld als instrument om te bepalen of er sprake is van een dienstbetrekking als een zzp’er voor een zorgorganisatie werkt. Voor de beoordeling kijkt de fiscus naar de zogeheten cumulatieve vereisten voor het bestaan van een dienstbetrekking. Dit zijn: een gezagsrelatie, de verplichting om de arbeid persoonlijk te verrichten en de verplichting een vergoeding voor de werkzaamheden te betalen.
Zelfstandig ondernemer
Een andere voorwaarde die de overheid stelt aan zzp’ers die in opdracht van een zorgaanbieder zorg verlenen, is dat zij zelfstandig ondernemer zijn. Om dit te kunnen beoordelen geldt een aantal criteria die ontwikkeld zijn in de rechtspraak, die gezamenlijk en in onderlinge samenhang moeten worden bezien. Het gaat daarbij onder meer om het lopen van ondernemersrisico ten aanzien van omzet, aansprakelijkheid en debiteuren, de duurzaamheid en omvang van de werkzaamheden en de mate van zelfstandigheid bij het verrichten van werkzaamheden.
Een ander belangrijk element van ondernemerschap is het aantal opdrachtgevers. Wanneer een zzp’er in opdracht van meerdere zorginstellingen zorg verleent, is de mate van onafhankelijkheid groter dan wanneer hij dat doet in opdracht van één zorgaanbieder. Als een zorgverlener werkt voor meerdere opdrachtgevers, kan er sprake zijn van werken buiten dienstbetrekking. Omgekeerd geldt volgens Van Rijn dat een zorgverlener die voor één instelling aan meerdere cliënten zorg verleent, “doorgaans” niet buiten dienstbetrekking werkt.