De toepassing van dwang bij mensen met psychische klachten is sinds de invoering van de Wvggz in januari 2020 niet afgenomen. Ook zijn ggz-professionals ontevreden over de administratieve lasten. Dat blijkt uit de wetsevaluatie afgelopen najaar.
Dwang voorkomen
MIND roept op tot meer focus op het voorkomen van dwang, onder meer door vrijwillige zorg beter beschikbaar te maken. Hierin ziet MIND nog te weinig vooruitgang. “De onveranderd lange wachttijden en wachtlijsten in de ggz dragen hier niet aan bij”, stelt MIND. Ook het vergroten van eigen regie bij cliënten draagt bij aan het voorkomen van gedwongen zorg. “De recente evaluatie door Trimbos/Amsterdam UMC laat zien dat de instrumenten die de wet hiervoor regelt, moeten worden verbeterd.” Ook moeten betrokkenen meer ruimte krijgen in een gelijkwaardig gesprek om een eigen plan van aanpak op te stellen.
De Wvggz beoogt de samenwerking met familie en naasten van mensen die met verplichte zorg te maken krijgen te verbeteren. “In de praktijk is dit nog niet het geval: zij geven aan dat ze nog steeds onvoldoende worden betrokken en op de hoogte worden gehouden waar dat wel nodig is”, concludeert MIND.
Invoering adviescommissie
Wanneer verplichte zorg onvermijdelijk is, dient de rechtsbescherming van de patiënt verbeterd te worden aldus de organisatie. “MIND pleit voor de invoering van onafhankelijke commissies die naast een adviserende rol aan de rechter ook de rol van procureur op zich nemen als het tot een rechtszaak komt.” In het originele wetsvoorstel waren onafhankelijke commissies al voorzien. “Uit een pilot met deze commissies kwamen positieve resultaten en een positief advies voort. Een van de uitkomsten was, dat betrokken cliënten en hun naasten zich beter gehoord voelden. De belangrijkste reden destijds voor het schrappen van de commissies waren de hoge te verwachten kosten.”
In de huidige wet is ervoor gekozen om de rol te laten vervullen door de geneesheer-directeur. “Deze functionaris is echter onvoldoende onafhankelijk gepositioneerd. Ook met het oog op de administratieve belasting die de sector nu ondervindt en de hoge procedurele kosten, vraagt MIND opnieuw om de adviescommissies in te voeren.”
Zorgen om wetsvoorstel
MIND geeft aan zich zorgen te maken over de voornemens van minister Helder. “Wat MIND betreft moet het begrip ‘verzet’ in de wet zelf of in de Memorie van Toelichting worden verduidelijkt in plaats van in een richtlijn. Rechtsbescherming is een taak van de overheid en kan niet in een richtlijn worden belegd en geborgd.” Daarnaast moet de wils(on)bekwaamheidstoets onverminderd worden toegepast. Ook de hoorplicht moet blijven, aldus MIND.
Donderdag 6 april vindt een Schriftelijk Overleg plaats in de Tweede Kamer over de wetsevaluatie van de Wvggz.