Staatssecretaris Maarten van Ooijen (Volksgezondheid) heeft daartoe een plan ontwikkeld, meldt hij. Hij wil samenwerken met ervaringsdeskundigen, professionals, gemeenten, zorgbestuurders en onderwijs. Op korte termijn zal wat hem betreft bij plaatsingen al worden gewerkt met een “nee, tenzij principe”. Dat betekent dat er geen vrijheidsbeperking wordt opgelegd tenzij dat noodzakelijk en proportioneel is en er geen minder zwaar alternatief is. Plaatsingen in gesloten jeugdinstellingen zullen dan elk jaar verder afnemen, is de gedachte.
Hervorming
“Deze drastische hervormingen zijn nodig om de beste, liefdevolle en menswaardige zorg voor jeugdigen te kunnen bieden. Er is ook wel sprake van een dilemma. In sommige gevallen zijn vrijheidsbeperkende maatregelen nodig. Voorbeelden zijn ernstig agressief gedrag of wegloopgedrag bij loverboyproblematiek”, aldus de staatssecretaris.
Onveilig
Volgens Van Ooijen ervaren veel jeugdigen de grote instellingen als te repressief en onveilig, terwijl ze er vanwege vaak complexe problemen juist zijn geplaatst om bescherming en veiligheid te krijgen. Ook het feit dat deze jeugdhulpinstellingen vaak in buitengebieden staan, helpt niet mee. “Dit draagt eraan bij dat het leefklimaat in deze instellingen onvoldoende thuisgevoel geeft”, schrijft de bewindsman in een brief aan de Tweede Kamer. Die wil graag af van de gesloten jeugdhulp zoals die nu is.
Kwalijk
Ook vindt Van Ooijen het kwalijk dat er voor jeugdigen die bescherming nodig hebben nu vaak geen alternatief is voor hulp dan in een gesloten setting. Hij streeft naar een opvangplek in een “zo thuis mogelijke omgeving”, zoals een pleeggezin of een gezinshuis. Als dat niet lukt, komt plaatsing in een kleine locatie in beeld. Per 1 januari 2025 moeten alle gesloten jeugdhulpinstellingen kleinschalig werken. (ANP)