Het PGB 2.0 is in het leven geroepen nadat een eerdere versie van het digitale portaal in 2015 voor grote betalingsproblemen zorgde. De nieuwe uitvoering is echter vanaf het begin eveneens geplaagd door technische problemen en vertragingen. De uitrol is vorig jaar in de zomer van start gegaan, maar wil niet erg vlotten. Het nieuwe systeem is bovendien in de loop der jaren zestig procent duurder geworden. De ontwikkeling kost 33 miljoen euro in plaats van 20, 5 miljoen. De beheerkosten zijn geraamd om 9,4 miljoen euro per jaar.
‘Delicaat vertrouwen’
Het systeem is in eerste instantie gebouwd door zorgverzekeraar DWS. Daarna ging het beheer naar Zorgverzekeraars Nederland en sinds 1 januari 2019 heeft VWS het beheer in handen via een tijdelijke beheerorganisatie. Op verzoek van de Kamer komt minister De Jonge nu met de plannen voor de definitieve inrichting van het beheer. Hierbij trekt hij de verantwoordelijkheid naar zichzelf toe.
“De regieorganisatie wordt belegd bij een directie van VWS”, schrijft De Jonge. “Hoewel positionering bij een agentschap of zelfstandig bestuursorgaan ogenschijnlijk voor de hand ligt, voegt een dergelijke keuze een nieuwe speler toe in een complexe keten waar sprake is van groeiend, maar nog delicaat vertrouwen. Na vier jaar vindt een evaluatie plaats om vast te stellen of er voldoende reden is om de regieorganisatie op meer afstand van het departement te plaatsen.”
De regieorganisatie gaat zowel op financiële als het zorgdomein van het PGB 2.0 sturing geven. “Het financieel en zorgdomein functioneren feitelijk als één geheel en daarom is het van belang dat de regieorganisatie integraal stuurt op beide domeinen. Alleen dan kan de functionele samenhang tussen de beide domeinen geborgd worden”, stelt de minister. Om toch een scheiding tussen beleidsmakers en uitvoerende partijen te houden, wordt het technische beheer wel uitbesteed aan een partij met de juiste expertise. De regieorganisatie geeft alleen de opdrachten voor IT-leveranciers.
VWS wordt tot slot ook verantwoordelijk voor het ophalen van de wensen van de gebruikers, te weten de budgethouders, zorgverleners, gemeenten, zorgkantoren en de Sociale Verzekeringsbank (SVB). “Als gebruikers op één lijn zitten en binnen de gestelde kaders blijven, zal ik hun eisen en wensen overnemen”, laat de minister weten. “Komen de gebruikers onderling niet tot overeenstemming, dan zal ik besluiten en het gedeeld belang zal hierin doorslaggevend zijn.”
Twee petten op
Het technische beheer van het systeem blijft overigens in handen van de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Volgens De Jonge is het namelijk van belang om “geen grote wijzigingen in de huidige taken en verantwoordelijkheden van het stelsel door te voeren”. “Een dergelijke wijziging gaat namelijk gepaard met risico’s waardoor de dienstverlening aan budgethouders en zorgverleners in gevaar kan komen. Daarnaast vergt een dergelijke wijziging altijd een aanzienlijke mate van inspanning en inzet van middelen, dit zou ten koste gaan van de doorontwikkeling van PGB2.0. Tenslotte, is er binnen PGB2.0 sprake van privacygevoelige informatiestromen over budgethouders en hun zorgverleners, in verband waarmee de gemeenten de wens hebben geuit om het applicatiebeheer in publieke handen te houden”, aldus de minister.
De SVB heeft hierdoor wel twee petten op: die van uitvoerder van het pgb en die van beheerder van het systeem. “Deze rollen mogen niet door elkaar lopen”, tekent de minister hierbij aan. “Ik geef SVB daarom twee verschillende opdrachten en stel daarbij dat zowel de uitvoering van als de verantwoording over deze opdrachten binnen de SVB organisatie dient te worden gescheiden. De regieorganisatie ziet toe op naleving hiervan.”
De minister van VWS krijgt hierbij ook nog te maken met de staatssecretaris op Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Die is namelijk verantwoordelijk voor de SVB. “Mijn departement voert drie keer per jaar overleg met SZW en de SVB, in dit overleg worden de belangen van opdrachtgever, eigenaar en opdrachtnemer in samenhang besproken”, aldus De Jonge.
Twee jaar?
De inrichting van de regieorganisatie en de aanpassing van wet- en regelgeving nemen twee jaar in beslag, verwacht de minister. De overgang van tijdelijk naar structureel beheer kan echter pas plaatsvinden als het PGB2.0 af is. Dat wil zeggen wanneer het systeem de functionaliteiten bevat die nodig zijn voor grootschalig gebruik, de implementatie gereed is en de benodigde wet- en regelgeving is aangepast. Volgens De Jonge zal de inrichting van het structureel beheer geen invloed hebben op de doorlooptijd van de ontwikkeling en invoering van PGB2.0. Andersom zou dit nog wel het geval kunnen zijn, gezien de vertragingen die het systeem al heeft opgelopen.