Dat schrijft minister Van Ark van Medische Zorg in een brief aan de Tweede Kamer, waarin ze de eerste bevindingen van de verkenning naar een toekomstbestendige Wet BIG deelt. Een dergelijke toekomstbestendige Wet Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG) moet wat de minister betreft aansluiten bij actuele maatschappelijke ontwikkelingen, zoals het werken in team- en netwerkverband en de opmars van nieuwe technologie. Ook zou er rekening moeten worden gehouden met de groeiende inzet op preventie en de veranderende zorgvraag.
Overregulering
In een flexibele Wet BIG is geen ruimte voor ‘overregulering’, aldus de minister. De praktijk leert echter dat de Wet BIG de afgelopen jaren juist topzwaar is geworden. Een groeiend aantal beroepsgroepen probeert op ‘oneigenlijke gronden’ in de Wet BIG te worden opgenomen. Daarbij spelen motieven als de behoefte aan maatschappelijke erkenning en herkenbaarheid van een beroepsgroep een belangrijke rol. Ook eisen verzekeraars en andere partijen geregeld een BIG-registratie. Alleen met een dergelijke registratie kunnen zorgverleners declareren, als regiebehandelaar optreden of toegang krijgen tot patiëntregistratiesystemen.
Voorbehouden handelingen
Van Ark en de stuurgroep van veldpartijen die zich over de Wet BIG gebogen hebben willen hier vanaf. Een eerste stap is een helderder afbakening van het begrip ‘voorbehouden handelingen’. De huidige Wet BIG kent veertien voorbehouden handelingen die, indien onzorgvuldig of ondeskundig uitgevoerd, grote schade kunnen toebrengen aan patiënten. De indicatiestelling, uitvoering en opdrachtverstrekking van deze handelingen is uitsluitend voorbehouden aan bepaalde BIG-geregistreerde beroepsgroepen.
Onduidelijkheid
In de praktijk zorgen onduidelijkheid en onbekendheid met de materie er echter voor dat relatief veilige handelingen, zoals eenvoudige hechtingen, geregeld als voorbehouden worden aangemerkt. Een aangescherpte Wet BIG moet voor alles duidelijk maken welke handelingen zodanig risicovol zijn dat ze daadwerkelijk voorbehouden zouden moeten zijn aan bepaalde beroepsgroepen.
Administratieve lasten
Om de wet te stroomlijnen overweegt Van Ark tevens de eisen rond herregistratie anders in te kleden. Momenteel zijn vereisten als deskundigheidsbevorderende activiteiten en de urennorm in de Wet BIG opgenomen. Aan het belang van dergelijke activiteiten wil Van Ark niet tornen, maar ze vraagt zich wel af of het noodzakelijk en effectief is om dit alles bij wet te regelen. Van Ark voorziet “onevenredige administratieve lasten voor zorgprofessionals”, terwijl onderwerpen als ervaring, deskundigheid en scholing vaak al een plek hebben in de kwaliteitsregisters van een groot aantal BIG-geregistreerde beroepsgroepen.
Tuchtrecht
Ten aanzien van het in de BIG opgenomen tuchtrecht merkt Van Ark op dat het goed zou zijn als het tuchtrecht meer gericht zou zijn op het leren en verbeteren door zorgverleners. Wel ziet ze dit als aanvulling op het corrigerende effect van het tuchtrecht. Het tuchtrecht moet daarnaast meer toegesneden worden op team- en netwerkverantwoordelijkheden. Als de behandeling van een patiënt een gezamenlijke verantwoordelijkheid is, rijst de vraag wie waarvoor verantwoordelijk is wanneer het handelen of het nalaten van handelen in strijd is met de professionele standaard.
Geen vervolg
De stuurgroep die zich het afgelopen jaar over een toekomstbestendige Wet BIG heeft gebogen, bestaat uit vertegenwoordigers van Patiëntenfederatie Nederland, BoZ , FGzPt KNMG en V&VN. In een toelichting op de eigen activiteiten onderstreept de stuurgroep dat deze zoektocht “geen vervolg op BIG II” is. De voorgenomen Wet BIG II draaide vorig jaar op een debacle uit, nadat er onder verpleegkundigen diepe verdeeldheid ontstond over nieuwe beroepsprofielen. “De verkenning is van belang voor álle beroepsgroepen die onder de werking van de Wet BIG vallen en gaat over de werking van de Wet BIG in zijn geheel”, stelt de stuurgroep. “Het gaat hier dus niet over de functiedifferentiatie voor verpleegkundigen. Het wetsvoorstel voor invoering van de regieverpleegkundige is definitief van de baan”.
Karen Freijer
Het is heel erg nodig idd dat elke beroepsgroep weet wat de verantwoordelijkheden zijn en vooral tot waar deze gaat. Zowel voor medici als ook paramedici. Het Partnerschap Overgewicht Nederland (PON) heeft de opdracht van het ministerie van VWS om een landelijk basismodel te ontwikkelen voor een keten-/netwerk aanpak overgewicht en obesitas volwassenen. Het PON is in dat kader ook bezig om een ‘knooppuntkaart/metrokaart’ te ontwikkelen waarop o.a. in kaart gebracht wordt wie doet wat wanneer waar hoe en waarom. Dit betekent dat o.a. elke professional weet wat te doen wanneer en naar wie door te verwijzen op welk moment. Daarbij ook in kaart wie de professionals zijn en hoe de kwaliteit gewaarborgd is. Alleen dan kunnen we een optimale zorg geven aan de betreffende patiënt/cliënt – de juiste zorg op het de juiste plek. Niemand hoeft zich bedreigt te voelen, want er is genoeg werk voor een ieder! Door samen te werken kan een ieder doen waarvoor hij/zij is opgeleid en niet meer of minder.
Dr. Karen Freijer, algemeen manager PON