Een woordvoerder van het ministerie zegt dat de verwachting is dat zo veel mogelijk 60-minners in de zevende maand na hun laatste vaccinatie een booster kunnen halen, maar benadrukte dat dat geen belofte is.
Mensen jonger dan zestig komen vanaf januari in aanmerking voor een boosterprik. Die extra vaccinatie kan vanaf zes maanden na de laatste prik worden gegeven, omdat na verloop van tijd de effectiveit van de coronavaccins afneemt. Coronaminister Hugo de Jonge kondigde dinsdag bovendien aan dat de coronareispas per 1 februari mogelijk alleen nog geldig is als iemand op tijd – dat wil zeggen binnen negen maanden – zijn of haar boosterprik heeft gehad. Een herstelbewijs of een negatieve coronatest zijn daarnaast ook nog steeds voldoende voor een coronareispas.
Voorrang
Vanuit de Patiëntenfederatie klonk deze week de oproep om 60-minners die vorig jaar voorrang kregen bij de vaccinaties vanwege een zwakkere gezondheid die nu weer te geven. Anders zouden zij mogelijk maanden langer moeten wachten op hun booster, stelde de federatie. Deze groep mensen, de groep die ook in aanmerking komt voor de griepprik, bestaat uit ongeveer 1 miljoen mensen.
De Gezondheidsraad adviseerde onlangs om met de boosters van oud naar jong te prikken, zonder daarbij allerlei uitzonderingen te maken voor bepaalde groepen. Dat gebeurde vorig jaar wel.
Demissionair minister De Jonge volgt dat advies, maar gaf vorige week in een debat in de Kamer wel aan dat een kleinere groep van zo’n 10.000 60-minners met een spierziekte en een beperkte ademhalingsfunctie wel naar voren wordt gehaald. “We proberen capaciteit te regelen om die thuisvaccinatie voor deze groep ook te versnellen. Hij is dus niet vergeten, maar hij is organisatorisch wel de moeilijkste groep om goed in te regelen”, zei de minister erover. (ANP)