Zwitserland, Duitsland en Frankrijk geven relatief het meeste uit aan gezondheidszorg. De OESO heeft hiervoor gekeken naar 2018, het meest recente jaar waarop de onderzoekers een internationale vergelijking konden maken. Nederland gaf in dat jaar ruim 77 miljard euro uit aan de zorg en dat is in 2019 gestegen naar bijna 81 miljard euro. In beide jaren waren de zorguitgaven goed voor ruwweg 10 procent van het bbp.
Buiten beschouwing
De statistici hebben voor dit onderzoek gekeken naar alle uitgaven die aan zorg zijn gedaan via de zorgverzekering, de aanvullende verzekering, de Wet langdurige zorg, of door zorggebruikers zelf, bedrijven of de overheid. Dat hebben ze naast vergelijkbare uitgaven in andere Europese landen gelegd. Sommige uitgaven hebben ze buiten beschouwing gelaten omdat die niet onder de internationale definitie van zorg vielen, zoals bepaalde soorten langdurige zorg en het grootste deel van de jeugdzorg.
Hoge score
Nederland scoort in Europa hoog als het aankomt op uitgaven aan langdurige zorg. Alleen Zweden en Noorwegen geven hier relatief meer aan uit. Nederland staat veel lager, op de negentiende plaats, als het aankomt op (para)medische zorg. Dat is een verzamelnaam voor curatieve zorg (gericht op genezing en behandeling), revalidatiezorg, ondersteunende diensten als laboratoriumonderzoeken ambulancediensten en genees- en hulpmiddelen. (ANP)