AppleMark
Het wetsvoorstel Wmcz 2018 bevat, ondanks het feit dat het een duidelijke stap voorwaarts is, ook een aantal fundamentele verslechteringen ten opzichte van de huidige Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen én de consultatieversie van najaar 2016. Dit stellen de gezamenlijke cliëntenorganisaties in reactie op het wetsvoorstel dat nu bij de Tweede Kamer ligt.
De ministerraad heeft ingestemd met het wetsvoorstel Wmcz 2018. Nu is het de beurt aan de Tweede Kamer om zich erover te buigen. Tweede Kamerleden kunnen op 14 februari hun schriftelijke vragen over de Wmcz inbrengen. De cliëntenorganisaties LSR, LOC, KansPlus, NCZ, Ieder(in), MIND en Patiëntenfederatie hebben in een brief aan de vaste Tweede Kamercommissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) aandachtspunten geformuleerd met het verzoek aan de commissie om hierover vragen te stellen aan minister Bruno Bruins.
Zo vinden zij dat medezeggenschap zo lokaal mogelijk moet worden vormgegeven, dus cliëntenraden op locatieniveau. In het huidige wetsvoorstel moeten cliënten en hun vertegenwoordigers hiertoe uitdrukkelijk verzoeken. De cliëntenorganisaties pleiten voor de formulering dat een zorgaanbieder met meerdere instellingen voor elk van die instellingen een cliëntenraad moet instellen, tenzij dit in redelijkheid niet kan worden verwacht voor die instellingen.
Interpretaties
Verder stellen de cliëntenraden dat lokale formele medezeggenschap en inspraak goed op elkaar moeten worden afgestemd. Het wetsartikel zou te veel ruimte geven voor interpretaties die er toe kunnen leiden “dat formele medezeggenschap op lokaal niveau ‘devalueert’ tot inspraak”. De organisaties vragen de parlementariërs om er bij de minister op aan te dringen deze begrippen beter te duiden, zodat er een duidelijker onderscheid is tussen inspraak en lokale medezeggenschap.
Een ander aandachtspunt heeft te maken met de verankering van onafhankelijke ondersteuning voor de cliëntenraad. “Gezien het belang van de onafhankelijk ondersteuner voor de cliëntenraad, vinden de cliëntenorganisaties dat de selectie en benoeming van deze persoon onder het instemmingsrecht moet vallen, wat in het wetsvoorstel niet het geval is.” In de visie van de cliëntenraden is de onafhankelijk ondersteuner “een kennisbank, vraagbaak, adviseur, secretaris en coach in één”, die dienstbaar is aan de cliëntenraad.
Wat verder aanpassing behoeft, is het het instemmingsrecht rond kwaliteit. In de huidige Wmcz is er sprake van een verzwaard adviesrecht op ‘de systematische bewaking, beheersing of verbetering van de kwaliteit van de aan cliënten te verlenen zorg’. Dit volgens de cliëntenraden heldere verzwaarde adviesrecht is in het wetsvoorstel losgelaten en heet nu ‘algemeen beleid ter zake van kwaliteit’. Zij vinden dit “een te vage formulering voor een dermate belangrijk instemmingsrecht”, dat bovendien het principe uitholt dat de regie bij de cliënt of zijn wettelijke vertegenwoordiger berust.
Kortdurende en langdurige zorg
Gezien het feit dat medezeggenschap een belangrijke verworvenheid is voor iedereen die zorg en ondersteuning nodig heeft, begrijpen de cliëntenraden niet waarom er een “sterk onderscheid is gemaakt in rechten en plichten van de cliëntenraad en instelling tussen de kortdurende en langdurige zorg”. Het huidige wetsvoorstel zet de kortdurende zorg in hun ogen buitenspel. Als voorbeeld wijzen zij erop dat cliëntenraden van ziekenhuizen veel over nieuwbouw adviseren om zo het cliëntenperspectief vroegtijdig in het nieuwbouwproces te verankeren. Zij stellen de vraag waarom de wetgever alleen in de langdurige zorg op dit aspect de cliëntenraad voorziet van een instemmingsrecht.
Het wetsvoorstel dat nu in de Tweede Kamer ligt, is het resultaat van jarenlang geschaaf aan plannen om de medezeggenschap in zorgorganisaties te verbeteren. De Wmcz is onderdeel van een scala aan maatregelen die voormalig minister Schippers en staatssecretaris Van Rijn namen tegen onbehoorlijk bestuur en wanbeleid bij zorgaanbieders.