De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) moet opnieuw beslissen op het bezwaar van een aantal diagnostische centra en laboratoria tegen de tarieven die de zorgautoriteit voor 2016 heeft vastgesteld voor röntgen- en MRI-onderzoeken en medisch-microbiologische diagnostiek. Dit heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) vandaag in beroep besloten.
De centra zijn het niet eens met de NZa-tarieven omdat deze lager zijn dan de tarieven over 2015. Ze zijn gebaseerd op kostprijzen die zorgaanbieders hebben gerapporteerd aan de NZa. Volgens de centra mocht de NZa deze kostprijzen niet gebruiken omdat ze grote gebreken vertonen. Het CBb oordeelt dat de NZa de door de centra gezaaide twijfel over de vereiste kostendekkendheid van de tarieven niet heeft kunnen wegnemen.
De NZa heeft volgens het CBb onvoldoende rekening gehouden met de verschillen tussen kostprijsgegevens en kostenstructuren van met name de ziekenhuizen en zelfstandige behandelcentra. Het gaat hierbij vooral om de invloed van de door ziekenhuizen waarschijnlijk toegepaste naar-rato-toerekening van diverse prestaties op de aangeleverde kostprijsgegeven. Deze toerekening leidt tot minder hoge kostprijzen voor de betreffende onderzoeken dan in werkelijkheid het geval is.
De uitspraak is definitief, het CBb is de eindrechter in deze zaak.