De afgelopen jaren is er veel aan gedaan om de babysterfte terug te dringen. In vergelijking met ons omringende landen was deze hoog. Tussen 2008 en 2015 nam de babysterfte flink af. Dat kwam door nieuwe richtlijnen, verbeterde samenwerking tussen verloskundigen en gynaecologen, minder tweelinggeboortes na IVF, landelijke invoering van de 20-weken echo, invoering van de perinatale audit en de daling in roken tijdens de zwangerschap.
Sinds 2015 stagneert deze ontwikkeling. Het RIVM heeft in zijn onderzoek een aantal risicofactoren weten te duiden. Zo is er een toename van obesitas onder vrouwen tussen 25 en 45 jaar en zijn er meer geboortes in de groep vrouwen uit Azië en Afrika, waaronder asielzoekers en statushouders. Ook de toename in het aantal eenlingen geboren met behulp van IVF lijkt een risicofactor te zijn. Daarnaast blijkt uit eerder onderzoek dat achterstandssituaties een negatief effect hebben en gepaard gaan met sociaaleconomische verschillen. Er wordt een hogere babysterfte gezien in achterstandswijken in grote steden, maar ook in armere regio’s buiten de randstad zijn de risico’s op ongewenste zwangerschapsuitkomsten hoger.
Integrale geboortezorg
De afgelopen jaren is de beweging ingezet naar integrale geboortezorg. Daarvoor is ook een zorgstandaard ontwikkeld, waarbij verloskundigen en gynaecologen in een regio nauw samenwerken. Op dat gebied gaat er veel goed, maar lang niet overal. Ook de ontwikkelingen bij sommige Verloskundige Samenwerkingsverbanden (VSV’s) stagneren. Er is sprake van aarzeling of vrijblijvendheid om door te pakken op verdere implementatie van de zorgstandaard integrale geboortezorg. VSV’s ervaren een hoge druk om te veranderen en de geïnterviewden geven aan dat inhoudelijke en financiële ondersteuning hierbij kan helpen. Ook een beter data- en ict-infrastructuur helpt om de kwaliteitscyclus vorm te geven. Daarnaast is meer centrale regie, overzicht en coördinatie nodig.
Eigen bijdrage afschaffen
Het RIVM doet een aantal aanbevelingen om de babysterfte verder terug te dringen. Een daarvan is het afschaffen van de eigen bijdragen voor de poliklinische bevalling in het ziekenhuis en de kraamzorg en de eigen betaling voor de NIPT. De NIPT wordt als screeningstest op down-, edwards en patausyndroom aangeboden als alternatief voor de combinatietest. Dat gebeurt nu nog onder de vlag van een onderzoek. Het RIVM treft momenteel voorbereidingen om de NIPT in te bedden in de het nationale screeningsprogramma.
Minister Van Ark wil het rapport van het RIVM aangrijpen om samen met de geboortezorgpartijen te werken aan een samenhangend pakket van maatregelen dat nodig is om de stagnatie van de daling in babysterfte tegen te gaan. “Het RIVM-rapport is een belangrijk rapport met vergaande aanbevelingen die een basis vormen voor een mogelijke vervolgaanpak voor de geboortezorg. Ik zal dit zoveel mogelijk voorbereiden waarbij ik rekening zal houden met beslissingen waarvoor het passend is deze te laten aan een volgend kabinet. Dit geldt bijvoorbeeld voor de eigen bijdrage voor een poliklinische bevalling zonder indicatie en de eigen bijdrage voor kraamzorg.”
Integrale bekostiging
Tot slot werkt Van Ark verder aan de nieuwe bekostiging voor de geboortezorg. In 2017 is het experiment integrale bekostiging geboortezorg gestart. De geboortezorgpartijen kunnen de geboortezorg integraal bekostigen via dit experiment. Dit experiment loopt af op 1 januari 2022. De NZa is daarom gevraagd een bekostigingsadvies uit te brengen. De NZa adviseert om per 2022 de integrale bekostiging, zoals vormgegeven onder het experiment, onderdeel te maken van de reguliere bekostiging, naast de monodisciplinaire bekostiging.
“Ik ben voornemens om de NZa hiervoor een aanwijzing te geven. In de voorgenomen aanwijzing zal ik de NZa de opdracht geven om de inhoud van de huidige experiment Beleidsregel integrale geboortezorg om te zetten in een reguliere bekostiging. Hierbij verzoek ik de NZa in haar beleidsregels prestatiebeschrijvingen voor de integrale geboortezorg een vrij tarief vast te stellen. Zoals gebruikelijk zal de NZa haar concept beleidsregels consulteren bij het veld. Anders dan in het experiment, wordt een overeenkomst tussen zorgverzekeraar en zorgaanbieder voor het declareren van de integrale geboortezorg prestaties niet verplicht gesteld. Vanaf 2022 zijn daarmee via de reguliere bekostiging voor de geboortezorg in ieder geval de volgende twee vormen van bekostiging mogelijk: monodisciplinair (maximumtarieven voor verloskundige zorg en kraamzorg en vrije tarieven in de medisch specialistische zorg) en integraal (vrije tarieven voor de integrale geboortezorg geleverd door de genoemde disciplines samen)”, aldus de minister.