Het Openbaar Ministerie (OM) wil met het onderzoek naar vier artsen die een ‘onzorgvuldige’ euthanasie uitvoerden het signaal afgeven: medici moeten zich aan de eigen richtlijnen houden. Als dat voor de beroepsgroep duidelijk is, kan de handhaving in de toekomst mogelijk buiten het strafrecht gebeuren, stelt procureur-generaal Rinus Otte in Medisch Contact.
Op 8 maart maakte het College van procureurs-generaal, de landelijke leiding van het OM, de onderzoeken bekend naar vier euthanasiegevallen met een onzorgvuldigheidsoordeel van de toetsingscommissie. Deze zaken vallen onder het beroepsstrafrecht voor beoefenaren van beroepen die een heel eigen normenstelsel hebben ontwikkeld, zoals de luchtvaart en de artsenij, zegt Otte in Medisch Contact: “Specifieke beroepsbeoefenaren met hun eigen maatstaven zijn geen doorsneeverdachten. Ze handelen op het hoogste niveau. Daar kijk je juridisch heel anders naar.”
Wanneer de toetsingscommissie euthanasie het handelen van een arts als onzorgvuldig beoordeelt, dreigt de verdenking door het OM van moord. Dat komt doordat het wettelijk systeem niet meer variaties kent, zegt Otte. “Als een levensdelict, zoals nu, de enige wettelijke basis is om onderzoek te kunnen doen, dan moet je misschien de wet wijzigen.”
Beroepsnorm bij euthanasie
Het schenden van een beroepsnorm bij euthanasie zou in dat geval kunnen worden geformuleerd als een overtreding in plaats van een misdrijf, of als een misdrijf waarop een lichte straf staat. Otte: “De tuchtrechter zou een grotere rol kunnen nemen en dan zou het strafrecht bij wijze van spreken wat meer kunnen terugtreden.” Het gaat Otte erom dat duidelijk wordt dat de beroepsgroep zich moet houden aan de eigen normen, dan kan de handhaving mogelijk buiten het strafrecht gebeuren. “Daar zou onderzoek naar moeten worden gedaan, maar dat is aan de politiek.”
Het onderzoek van het OM is nog geen vervolgingsbeslissing, maar een onderzoek naar de feiten. De artsen zijn verdachte. De officier van justitie zal uitvoerig spreken met de arts en er zal onder meer worden bekeken of er een wilsverklaring was en hoe die tot stand is gekomen. Dan volgt een weging van de hoofdofficier die vervolgens het College adviseert. Het College beslist uiteindelijk of het tot vervolging overgaat.