Het onderzoek naar de indicatiestelling door wijkverpleegkundigen was onderdeel van het hoofdlijnenakkoord wijkverpleging 2019-2022. Aanleiding waren signalen van praktijkvariatie in de indicatiestelling. Het onderzoek is uitgevoerd door mensen van Maastricht University, Nivel en Hogeschool Utrecht. Demissionair minister Conny Helder stuurde het deze week naar de Kamer.
De onderzoekers keken onder meer naar het gebruik van het normenkader ‘indiceren en organiseren van zorg’ bij de indicaties. “Op basis van de bevindingen blijkt dat het gebruik van het normenkader nog enkele uitdagingen kent”, schrijven de onderzoekers. “Het normenkader lijkt vaak onvoldoende bekend te zijn, wat leidt tot verschillende toepassingen.”
Organisaties faciliteren gebruik niet
Verschillende oorzaken liggen hieraan ten grondslag. Een daarvan lig bij de zorgorganisaties waar wijkverpleegkundigen voor werken. “Een reden hiervoor kan zijn dat organisaties veelal een vertaalslag maken van het normenkader en het gebruik ervan niet altijd faciliteren”, stellen de onderzoekers.
Geen behoefte aan nieuwe interventies
Wijkverpleegkundigen zelf zeggen dat ze normenkader wel relevant vinden, maar dat het document te veel tekst en informatie bevat. Wijkverpleegkundigen hebben geen behoefte aan nieuwe interventies, richtlijnen of tools om de indicatiestelling te optimaliseren. Juist inzetten van bestaande instrumenten en deze goed implementeren is volgens wijkverpleegkundigen ogen cruciaal.
Volgens de onderzoekers moten wijkverpleegkundigen beter geschoold worden, als ze het normenkader eenduidiger moeten gaan gebruiken. Scholing moet ervoor zorgen dat indicerend wijkverpleegkundige eenzelfde basiskennis hebben én meer bekendheid aan het normenkader geven.
De onderzoekers doen tot slot een reeks aanbevelingen op verschillende niveaus, van het niveau van de wijkverpleegkundige tot zorgorganisaties en beleid. Voor de wijkverpleegkundigen gaat het vooral om meer bewustzijn van de verschillen in indicatiestellingen. Zorgorganisaties moeten er onder meer voor zorgen dat een pas afgestudeerde of nieuwe wijkverpleegkundige voldoende ondersteuning en scholing nodig heeft om te kunnen indiceren. Tot slot is meer onderzoek nodig om de kwaliteit van de zorgplannen onder de loep te nemen en te onderzoeken op een logische koppeling tussen diagnose, doelen en interventies, aldus de onderzoekers.
Lees meer over de ontwikkelingen in wijkverpleging op Zorgvisie: Hoe de cliëntprofielen in de ijskast verdwijnen
Yiannis.
Afwijken van kaders, regels et cetera doet iedere professional. Bij de politie heet dit ‘discretionaire bevoegdheid’. Het eindeloos onderzoek blijven doen om dit op te lossen is zinloos. Dit omdat iedere situatie weer anders is. En zorg ‘op maat’ leveren betekent dus ‘afwijken’. En er is maar een die dat het beste kan beoordelen. En dat is de professional ter plekke. Wijkt deze niet af terwijl de situatie daar wel om vraagt, dan krijg je ‘perversiteiten’.
Zie hiervoor met Google ‘Ken je dat land achter de regels, standaarden en protocollen’ ?.
Rens de Haas
Kansloze missie. Wijkverpleegkundige zijn professionals, ze indiceren op basis van hun professionaliteit. Normen kaders proberen alles af te bakenen. Niet alles is te vangen in kaders. Soms moet je daar vanaf wijken. Hoezo vertrouwen? Het is een onderzoek om te kijken of de zorg in de hand gehouden wordt, een economische reden. Wil je dat in de hand houden dan moet je naar een onafhankelijk geldverslindend onafhankelijk indicatiestelling
Laten we dat nu afschaft hebben. We moesten namelijk de professional in ze in kracht zetten. De aanbevelingen om de wijkverpleegkundigen te scholen gaat veel geld kosten. Scholingsbureau’s en tijd investeringen. Dat geld gaat niet naar de cliënt waar het thuis hoort. Is er überhaupt zicht op, hoeveel er niet goed geïndiceerd wordt? Dat lijkt me belangrijk om de juiste gerichte keuze te maken.