Er is bij onder anderen ouders en professionals al lang brede kritiek op de kwaliteit van het zogeheten feitenonderzoek in de jeugdbescherming. Op basis van zo’n feitenonderzoek beoordeelt de rechter of een kind uit huis mag worden geplaatst. Ook de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) concludeerde vorig jaar na onderzoek dat het feitenonderzoek, dat voorafgaat aan een gedwongen uithuisplaatsing, vaak niet zorgvuldig wordt gedaan. De donderdag gepubliceerde evaluatie van het WODC sluit aan bij die conclusies.
In 2019 werd op verzoek van de Tweede Kamer een speciaal actieplan gestart, met als doel het feitenonderzoek te verbeteren en daarmee beter onderbouwde besluiten te kunnen nemen. Alle 21 acties uit het plan zijn weliswaar opgepakt, schrijft het WODC, “maar de uitvoering lukte maar deels en is nauwelijks geland op de werkvloer. Volgens betrokkenen waren er te veel acties, van uiteenlopende aard, en was er te weinig tijd, ‘energie’ en (financiële) middelen om ze op te pakken.”
De acties waren “maar in heel beperkte mate” gericht op de inhoudelijke kwaliteit van het feitenonderzoek. (ANP)