Aanbieders van langdurige zorg moeten zich veel meer gaan richten op wat de cliënt wil en ervoor zorgen dat mensen het leven kunnen leiden dat zij willen leiden. Dit kan door het accent te verschuiven van instellingsfinanciering naar een persoonsvolgend budget. Dit zegt Aad Koster, die net is afgetreden als directeur van brancheorganisatie ActiZ.
“Ik ben er een groot voorstander van dat mensen meer te zeggen krijgen over hun eigen zorg”, zegt Koster. Als het aan hem ligt schaft het kabinet de huidige bekostigingswijze van langdurige zorg af, waarin zorgaanbieders onderhandelen over geld met zorgkantoren en zorgverzekeraars. “Laat de financiering van een zorgorganisatie afhangen van het aantal mensen dat kiest voor een afzonderlijke aanbieder.” Bij deze ontwikkeling past dat organisaties allerlei diensten en bijbehorende verdienmodellen aan het ontwikkelen zijn.
De voormalige ActiZ-voorman vindt het niet meer dan logisch dat instellingen steeds vaker een eigen bijdrage vragen aan cliënten of hun familie. Alles bekostigen uit de collectieve middelen, kan echt niet meer. Koster wijst op de verwachting dat er de komende decennia meer senioren bij komen terwijl tegelijkertijd het aantal werkende mensen juist afneemt in Nederland. Met andere woorden: ouderenzorg wordt onbetaalbaar als de ouderen niet meebetalen.
Dienstencheques
Een deel van de ouderen kan niet zelf betalen voor extra diensten bovenop de noodzakelijke zorg waar zij recht op hebben. De oplossing ziet Koster in vouchers en dienstencheques. Persoonlijke dienstverlening wordt een heel belangrijke markt, verwacht hij. Daarin kunnen bijvoorbeeld medewerkers huishoudelijke hulp aan de slag die nu in groten getale hun baan kwijtraken doordat zij te laag gekwalificeerd zijn. Een kink in de kabel is volgens Koster wel dat tot nu toe blijkt dat niet veel mensen bereid zijn om meer te betalen dan 10 of 12 euro per uur.
“Hiervan blijft weinig over voor de individuele zzp’er. Eigenlijk moet je minstens 20 euro per uur betalen. Het is belangrijk dat we een manier vinden om de kloof tussen die getallen te dichten, zoals we dat nu doen met de Huishoudelijke Hulp Toelage. Daarbij betaalt een cliënt zelf tussen de 5 en 10 euro voor een uur huishoudelijke hulp. De gemeente betaalt de rest bij vanuit de toelage die het Rijk beschikbaar stelt. Een win-win situatie, want de medewerker blijft in dienst van de thuiszorgorganisatie en de cliënt behoudt zijn ondersteuning.”
Sommige werkzaamheden in de langdurige zorg moeten weggehaald worden bij professionals, vindt Koster. “Ik pleit er niet voor om mensen een oudere buurman te laten wassen. Maar sommige dingen kunnen mensen wel voor elkaar doen. Het is bijvoorbeeld gek dat we het pannetje soep van de buurvrouw hebben geprofessionaliseerd. Dat moet misschien weer terug naar die buurvrouw. Zij, of de buurman, kan best soep koken en daarvan wat naar een oudere buur brengen.” Hij verwacht veel van de platforms waar mensen terecht kunnen op zoek naar informele hulp, zoals Wehelpen.nl.
Tempo is hoog
Over het gegoochel met cijfers van ‘Den Haag’ is Koster niet zo te spreken. In de aanloop naar Prinsjesdag werd bekend dat het kabinet 100 miljoen euro uittrekt voor het bijscholen van personeel in verpleeghuizen. Maar tegelijkertijd blijft een bezuiniging van 250 miljoen euro op de ouderenzorg in 2017 staan. “Dit is niks anders dan jojo-beleid van het kabinet. Zorgorganisaties kunnen hier geen beleid op voeren.”
Los van zijn kritiek op de bezuinigingen is Koster mild over het beleid met betrekking tot ouderenzorg van staatssecretaris Martin van Rijn (VWS). Het tempo waarin de overheid de transitie in de langdurige zorg invoert, is hoog, erkent hij. De veranderingen zijn omvangrijk. Maar, zegt hij tegelijkertijd: voordat Van Rijn zijn beleidsplannen voor de participatiesamenleving ontvouwde, ontstonden er al ‘lege plekken’ in verzorgingshuizen. “De meeste mensen willen zo lang mogelijk thuis blijven wonen. Dat was al zo voordat Van Rijn het bedacht.”
Kwaliteit van leven
Als het aan Koster ligt, richten zorgaanbieders zich veel meer op de wensen van de individuele cliënt. Ze moeten meer kijken naar hoe ze kunnen bijdragen aan de kwaliteit van leven van ouderen. “Mensen willen geen eenheidsworst”, zegt hij. Terugblikkend op tien jaar als voorman van aanbieders van langdurige zorg, constateert hij dat zij veel hebben geïnvesteerd in kwaliteit. “Vergeet niet: tien jaar geleden woonden mensen in veel verpleeghuizen nog met meerdere mensen op een kamer en kreeg iedereen hetzelfde te eten. Dat is vrijwel niet meer het geval.”
Wat Koster verder opvalt, is dat de sector veel transparanter is geworden; het is voor de buitenwereld veel duidelijker geworden wat ouderenzorgaanbieders precies doen. Een minpunt vindt hij dat er meer regels bij zijn gekomen. “Gelukkig komen we daar inmiddels weer een beetje van terug. Het gaat niet om de regels en protocollen, maar om mevrouw Jansen in Emmen en de kwaliteit van haar leven.”