De veiligheid van mensen met een ernstige psychische aandoening en die van hun omgeving is onvoldoende geborgd in het huidige zorgsysteem, concludeert de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) in een rapport.
“Zorgverleners hebben onvoldoende zicht op de veiligheidsrisico’s van de patiënt en zijn omgeving”, aldus de raad. Dat komt omdat zorgverleners met verschillende systemen werken om gegevens vast te leggen. “Door deze versnippering van informatie bij verschillende partijen, ontstaat er geen compleet beeld van de patiënt om de juiste hulp te kunnen bieden.”
Volgens de raad telt Nederland 250.000 tot 300.000 mensen met een ernstige psychische aandoening. Ongeveer 20.000 mensen uit deze groep verkeren in “acute zorgnood”. Het gaat om patiënten die wel en niet zijn opgenomen in een kliniek.
Wachttijden
Zij zijn voor zorg en hulp afhankelijk van veel verschillende organisaties, die “niet vanzelfsprekend” met elkaar samenwerken. “Het huidige systeem en de wet- en regelgeving zijn onvoldoende ingericht op de complexe zorgbehoefte van deze groep patiënten”, aldus de OVV.
Volgens de raad staat de psychiatrische patiënt niet centraal in het huidige zorgstelsel. In plaats daarvan is het zorgaanbod van instellingen leidend. “De verschillende problemen worden elk door verschillende organisaties opgepakt.” Daarbij belemmeren de lange wachttijden in de ggz de toegang tot passende zorg en hulp. De onderzoekers stellen ook vast dat zorgaanbieders zich terughoudend opstellen in het aanbieden van deze relatief dure zorg.
De Onderzoeksraad pleit voor nieuwe afspraken, waarin maatregelen zijn opgenomen op het gebied van financiering, informatie-uitwisseling en handelingsruimte van professionals.
De OVV onderzocht zeven casussen waarbij de veiligheid van deze mensen en hun omgeving in het geding was. De raad bracht vorige maand al een rapport uit over Michael P., de moordenaar van Anne Faber. (ANP)