Al enkele jaren worden door IGJ, het ministerie van VWS en vier interventiecentra gesprekken gevoerd over verdere concentratie van de zorg voor patiënten met een aangeboren hartafwijking. Uit een rapport van wetenschappelijke verenigingen blijkt dat er knelpunten zijn in de huidige structuur met vier landelijke interventiecentra. Op verzoek van de minister van VWS hebben de vier patiëntenorganisaties en gezondheidsfondsen, ondersteund door KPMG Health, onderzoek gedaan naar de belangrijkste kwaliteitsaspecten en randvoorwaarden vanuit het perspectief van de patiënt om de zorg in de toekomst goed vorm te kunnen geven.
Concentratie van interventiezorg
In het rapport staat dat de grote Nederlandse patiëntorganisaties en gezondheidsfondsen geen andere optie zien dan het verder concentreren van de interventiezorg. “De huidige structuur met vier interventiecentra vormt op lange termijn een risico voor de kwaliteit en continuïteit van de zorg”, waarschuwt het rapport. Nationale samenwerking is in het zetten van vervolgstappen volgens de patiëntorganisaties en gezondheidsfondsen een absolute vereiste.
Wetenschappelijke verenigingen
De oproep sluit aan bij het advies van de wetenschappelijke verenigingen. In het rapport ‘Zorg voor patiënten met een aangeboren hartafwijking’ pleitten zij eerder al voor de concentratie van interventiezorg. Patiënten hebben zich nu ook uitgesproken in vier visiestatements. Deze zijn onder meer: ‘Ik kan er altijd op vertrouwen dat ik toegang krijg tot de beste bewezen behandeling en de hoogste kwaliteit van zorg’ en ‘Mijn zorg is altijd toegankelijk en bereikbaar.’
Om de vier visiestatements te verwezenlijken, zijn er vervolgacties op de korte, middellange en lange termijn beschreven voor Zorginstituut Nederland (ZiN), Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), het op te richten overkoepelende Centrum Aangeboren Hartafwijkingen Nederland, de vier patiëntverenigingen en gezondheidsfondsen, hartcentra en shared care centra. “Binnen nu en een jaar moet de impactanalyse en de keuze voor interventielocaties gemaakt zijn. Het opstellen van het bindend kwaliteitskader kan parallel ontwikkeld worden en doorlopen in het tweede jaar”, aldus het adviesrapport.