De Wet langdurige zorg (Wlz) is weliswaar een verbetering ten opzichte van de AWBZ, maar ook in deze wet verkeert de cliënt te veel in een passieve en machteloze positie. Dit stelt KansPlus, belangenvereniging voor mensen met een verstandelijke beperking en hun verwanten.
Staatssecretaris Martin van Rijn (VWS) bereidt een vernieuwingsagenda van de Wlz voor, die op 1 januari 2015 is ingegaan en de AWBZ vervangt. KansPlus heeft een voorschot genomen op die vernieuwingsagenda door het ministerie van VWS een verbetervoorstel te sturen. De kern van het voorstel is dat de cliënt meer directe invloed moet krijgen op de inkoop van de zorg door de zorgkantoren. “Nu blijft de cliënt in een machteloze positie verkeren waarin de afhankelijkheid van de zorgaanbieder groot is”, aldus KansPlus.
Het belangrijkste bezwaar van de belangenbehartiger is dat ook in de Wlz de cliënt te veel in een passieve en machteloze positie verkeert. “Hij kan aangeven wat hij wil, maar moet vervolgens maar afwachten of de zorgaanbieder dit ook daadwerkelijk gaat realiseren. In de wet staat bovendien een ontsnappingsclausule voor de zorgaanbieder om de cliënt niet te geven wat hij vraagt.” Omdat het voor de cliënt absoluut niet transparant is hoeveel geld of uren er voor hem beschikbaar zijn, staat hij volgens KansPlus met lege handen.
Kwaliteit van leven
Een tweede bezwaar van KansPlus is dat in de opbouw van de wet niet gedacht lijkt te zijn vanuit de cliënt, maar vanuit de structuur. Dit leidt uiteindelijk tot een beheersmatige cultuur rond de cliënt die de kwaliteit van leven in ernstige mate kan aantasten. De organisatie pleit daarom voor een andere insteek in de wet waarbij de cliënt niet aan het eind van de regelgeving staat, maar aan het begin van het proces: “De cliënt aan het stuur!”
De Wlz heeft ook goede kanten, volgens KansPlus. Zo stelt de wet nadrukkelijk dat de zorg gericht moet zijn op de kwaliteit van leven van de individuele cliënt. Wat de cliënt nodig heeft voor een goed leven moet leidend zijn in de zorg. Verder is in de wet vastgelegd de positie van de vertegenwoordiger van de cliënt, in het geval dat deze zijn belangen en wensen zelf niet voldoende kan verwoorden. Bij mensen met een verstandelijke beperking spreken doorgaans de ouders of andere naasten namens de cliënt en behartigen zijn belangen.