Figuren / Isolation
Ouderen in kleine kernen zijn door een combinatie van factoren extra kwetsbaar voor vereenzaming en verwaarlozing. Dit staat haaks op het beeld van het dorp als een plek waar sociale ondersteuning en informele zorg van oudsher goed gedijen.
Eén en ander komt naar voren uit een themanummer van het tijdschrift over ouder worden en samenleving Geron. De belangrijkste oorzaak voor de problemen waar ouderen op het platteland tegenaan lopen is demografisch. Jonge, actieve bewoners trekken weg, terwijl het aantal ouderen zowel in absolute als relatieve zin groeit. Waar het aandeel 60-plussers in de vier grote steden uitkomt op ruim 17 procent, is dit percentage in de kleinste gemeenten dubbel zo hoog. Het aantal 80-plussers is in kleine gemeenten met 8 tot 10 procent bijna twee keer hoger dan het landelijke gemiddelde.
“Dorpen vergrijzen en steeds meer Nederlandse dorpen hebben te maken met bevolkingsdaling”, constateert sociaal geograaf Frans Thissen. “In krimpende dorpen is de vergrijzing nog sterker. Omdat ouderen tegenwoordig langer thuis blijven wonen (ageing in place) zal het aandeel ouderen juist in kleine dorpen sterk toenemen.”
Woondorp
Juist binnen een sterk verouderende populatie groeit de vraag naar zorg en ondersteuning, terwijl het vermogen tot onderlinge steun juist afneemt. Daarbij zijn kleine kernen veel van hun vitaliteit kwijt geraakt. “De regionalisering van het leven door de gegroeide automobiliteit heeft weliswaar veel zaken op afstand binnen bereik gebracht, maar in het dorp zelf zijn juist veel zaken verdwenen”, stelt Thissen. “Dorpen zijn hun relatieve autonomie kwijt geraakt en hebben steeds meer het karakter van woondorp gekregen.”
Afstand
Ouderen worden relatief zwaar geraakt door het wegtrekken van voorzieningen, schrijft Bert D’Hondt van Welzijnszorg vzw. “Als je niet beschikt over een eigen wagen of niet meer in staat bent om je zelfstandig (over langere afstand) te verplaatsen, wordt het moeilijk om te voorzien in je behoeften. Dat risico neemt toe op je oude dag. Bovendien stellen we vast dat het aanbod aan openbaar vervoer of aangepast vervoer op vele plaatse niet voldoet. […] Dit platteland is veel minder geschikt voor ouderen, mensen in armoede, mensen met een beperking of bij een combinatie van deze kenmerken.”
Selectieve zorgzaamheid
De kwetsbaarheid neemt toe naarmate de zorgvraag groter is en de sociaaleconomische mogelijkheden minder zijn. “Onderzoek van het SCP laat zien dat de meest kwetsbare dorpsbewoners de minste contacten hebben”, stelt Lotte Vermeij, onderzoeker bij het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). “Wie verwacht dat de lokale omgeving versobering in het aanbod in formele zorg ondervangt, hoopt kennelijk dat met name de oudste en de meest kwetsbare bewoners veel steun ontvangen van dorpsgenoten.”
Volgens Vermeij leert de praktijk dat plattelandsbewoners juist minder aansluiting bij andere dorpsbewoners hebben naarmate ze ouder worden. Eén op de vijf 75-plussers kent geen dorpsgenoot waar hij of zij persoonlijke zaken kan bespreken tegen één op de tien dertigers. Eén op de vier ouderen met zware lichamelijke beperkingen heeft geen dorpsgenoot om hulp aan te vragen. Ook blijkt dat ouderen met een laag inkomen minder contacten hebben dan ouderen die meer kunnen besteden. Met he toog op het bovenstaande spreekt Vermeij van “selectieve zorgzaamheid in dorpen”.
Om het platteland “vergrijzingsbestendig” te maken zijn volgens Geron “vitale coalities” nodig, oftewel dynamische, innoverende coalities van burgers onderling, van burgers en organisaties, of coalities waarin de overheid partij is. Vermeij wijst in dit verband op het belang van bemiddeling. “Of het nu iemand van de gemeente is, een welzijnsorganisatie of iemand vanuit het eigen netwerk, de inmenging van een derde kan helpen de sociale barrières te beslechten tussen degen die hulp nodig heeft en degene die best wil helpen.”
Lees meer over ouderen op het platteland land in het Geron #1, maart 2017.