Foto: marchmeena29 / Getty Images / iStock
In de zoektocht naar toekomstbestendigheid voor de Nederlandse zorg mikt de overheid op regionale samenwerking. Daar, in verbeterde coöperatie en afstemming tussen de spelers in het zorglandschap en in het slaan van bruggen naar het sociaal domein, zou veel maatschappelijke waarde verborgen zitten die onder de gereguleerde marktwerking nog niet eruit is gekomen. De auteurs van het Integraal Zorgakkoord zetten daar in de naam van passende zorg ook vol op in. Die gedachte is niet verkeerd. Veel mensen die zich met (mentale) gezondheidsproblemen melden in het medisch domein, worstelen bijvoorbeeld met problematiek die haar oorzaak vindt in het sociaal domein. Dus als die oorzaken in het sociaal domein beter worden getackeld, kan voorkomen worden dat al die mensen bij herhaling in het dure medisch domein terechtkomen.
Tal van goede voorbeelden
Er zijn tal van voorbeelden waar het sociale aan het medische wordt verbonden en waar een preventieve werking van uitgaat. Zo worden bij het Jeroen Bosch Ziekenhuis in ’s-Hertogenbosch aan mensen die binnenkomen op de Spoedeisende Hulp standaard drie vragen voorgelegd: ‘Hoe vaak drinkt u alcohol?’ ‘Hoeveel drinkt u dan?’ en ‘Hoe vaak drinkt u zes of meer drankjes?’ De antwoorden maken dat snel kan worden ingeschat of het alcoholgebruik van de betreffende patiënt problematisch is. Zo ja, dan volgt opname, wordt zonodig Psychiatrie ingeschakeld en onder andere medicatie gestart om een onttrekkingsdelier (of erger) te voorkomen.
In het Jeroen Bosch is nog geen onderzoek gedaan naar de opbrengsten van de nieuwe aanpak rond patiënten met alcoholproblematiek. Die vervolgstap is de komende jaren aan Jacqueline Bisschop; zij hoopt daarop te promoveren aan het instituut Tranzo, onderdeel van de Universiteit Tilburg. De kans dat deze zorg uiteindelijk leidt tot besparingen in beide domeinen, lijkt levensgroot aanwezig: minder recidive in het ziekenhuis en minder kosten in het sociaal domein (welzijnswerk, uitkeringen; politie-ingrijpen).
Geen goede businesscase
Andere projecten richten zich op bewegen of het effect van werk op het herstel van ggz-patiënten. “Maar preventie heeft geen goede business case”, zegt Derk Loorbach. “Aan een probleem dat er nog niet is, kun je geen geld verdienen.” Dat is een fundamenteel economisch dilemma volgens de professor in socio-economische transities aan de Erasmus Universiteit en directeur van instituut DRIFT. “Niet alleen in de zorg, maar ook in zoiets als het realiseren van een meer circulaire economie met meer hergebruik. De grootste weerstand daartegen zit in de afvalsector.”
En dus is Loorbach niet zo positief over de vraag of het gaat lukken om de maatschappelijke waarde van samenwerking daadwerkelijk boven te halen. “Veel van de sociale problemen die medisch worden, zijn geworteld in de ongezonde leefomgeving. Ik ben vaak in Rotterdam-Zuid. Daar wordt geld verdiend aan allerhande zaken die tot gezondheidsproblemen leiden, waar vervolgens weer geld aan verdiend kan worden in het medisch domein.” Hij vervolgt: “Het Integraal Zorgakkoord spreekt alle goede woorden, maar of daar ook de goede daden uit voort gaan komen, daarvan ben ik minder overtuigd. De Nederlandse zorg heeft heel hard een transitie nodig, maar zolang je die probeert te realiseren met alle gevestigde partijen aan tafel, ga je die niet krijgen. En ondertussen laten we wie zichzelf niet weet te begrenzen aan de markt over.”
Gezonde generatie
In Zuid-Limburg houdt Mandy Leurs-Stijnen, onderzoeker/epidemioloog bij de regionale GGD aldaar, zich bezig met het in 2020 gestarte programma Trendbreuk. Zuid-Limburg wil daarmee de hardnekkige gezondheidsachterstand die de regio al generaties lang kent, per 2030 met minimaal een kwart terugbrengen. Er wordt gefocust op de jeugd, zodat straks een aanmerkelijk gezondere generatie Zuid-Limburgers die trendbreuk kan belichamen. In het deelprogramma Kansrijke Start staan de eerste vier jaar in het teken van opstarten, verbinden en initiëren. Verloskundigen worden getraind in het gedachtegoed van Positieve Gezondheid en lokaal worden netwerken rond geboorte opgezet. De Jeugdgezondheidszorg (GGD) probeert daarbinnen als schakel te fungeren tussen onder meer kraamzorg, verloskundigen en het sociaal domein. Dat is niet altijd makkelijk. “Geboortezorgprofessionals waren helemaal niet gewend om afspraken te maken met het sociaal domein en omgekeerd ook niet. Daarnaast proberen we de tweede lijn aan te sluiten bij deze netwerken en dat gaat ook niet vanzelf.”
Her en der nieuwe projecten
Leurs-Stijnen en haar collega’s laten zich er niet door afschrikken. Ondertussen is in elf van de zestien betrokken gemeenten een ‘coalitie Kansrijke Start’ gevormd. Die moet ervoor zorgen dat de juiste hulp en ondersteuning op de juiste plek terechtkomen, zodat de traditionele achterstanden weggewerkt worden die veel Zuid-Limburgers bij geboorte meekrijgen. “Maar terwijl wij overal praten als Brugman om commitment te krijgen en ik vooral zoek naar manieren om nieuwe werkwijzen te borgen, worden her en der nieuwe projecten gestart”, verzucht ze.
Zo werd 14 mei jongstleden het Nationaal Programma Heerlen-Noord afgetrapt, dat zich inzet voor een betere toekomst voor de kinderen in het betreffende stadsdeel. En dat programma is niet het enige. Al die projecten hebben projectleiders en kwartiermakers die bijeenkomsten organiseren “waar je vervolgens weer dezelfde vertegenwoordigers van dezelfde zorg- en welzijnsorganisatie tegenkomt”, aldus Leurs-Stijnen. “Ik denk dan: kijk eens of je verbinding kunt maken met wat er al loopt, voordat je zo’n programma lanceert.”
Leiderschap van lokale bestuurders
Want de financiële borging van domein-overschrijdende werkwijzen alleen blijkt al moeilijk genoeg. Voorlopig wordt Kansrijke Start Zuid-Limburg gefinancierd uit een landelijke subsidie voor de duur van het coalitieakkoord en incidentele subsidies van de provincie Limburg, in combinatie met gemeentelijke budgetten. Maar aan die incidentele financiering zal toch een eind komen. Intussen is het in diverse gemeenten alle zeilen bijzetten om bestuurders te blijven overtuigen van het feit dat deze langjarige aanpak uniek en van groot belang is om op termijn gezondheidswinst te boeken. Want zij moeten verantwoording afleggen aan hun lokale raad. Leurs-Stijnen: “Uiteindelijk ben je ook gewoon afhankelijk van het leiderschap van lokale bestuurders.” Ze kijkt wel eens jaloers naar de aanpak in de Groningse Veenkoloniën. “Daar hebben ze één budget voor de regio beschikbaar gekregen om een vergelijkbaar programma neer te zetten. Een dergelijke, gebundelde aanpak zou hier ook enorm helpen.”
Het hele artikel leest u in de Skipr Quarterly