Met de invoering van het nieuwe zorgstelsel, met de marktwerking als belangrijk onderdeel, wordt van patiënten-en gehandicaptenorganisaties (p/g-organisaties) verwacht dat zij een steeds belangrijkere en meer verantwoordelijke rol gaan spelen. Voor een goede invulling van deze zogenaamde derde partijrol is het nodig om krachten te bundelen en verder te professionaliseren. Het belang van professionaliseren lijkt in de patiënten- en gehandicaptenbeweging (p/g-beweging) algemeen te worden erkend. Maar wat wordt nu eigenlijk verstaan onder professionalisering? Door Sandra de Kroon en Helen Kamphuis, Prismant
Deskundigen
In 2009 voeren Prismant en het Verwey-Jonker Instituut voor de vierde maal een Monitor uit naar de activiteiten van p/g-organisaties. Aan de Monitor van 2008 nam ruim 85% van deze organisaties in Nederland deel. De Monitor biedt p/g-organisaties de mogelijkheid te laten zien welke resultaten zij boeken, welk bereik zij hebben en wat de effectiviteit is van de door de overheid ingezette subsidiemiddelen. Daarnaast geeft het organisaties inzicht in de prestaties van andere soortgelijke organisaties waardoor kennisdeling wordt bevorderd. Het uiteindelijke doel van de Monitor is verdere professionalisering van p/g-organisaties te realiseren. Hoe herken je een professionele organisatie en wat staat p/g-organisaties in de weg bij het maken van professionaleringsslagen? Wij vroegen vier deskundigen uit de p/g-beweging in Nederland hun visie op professionalisering van p/g-organisaties: Jopie Verhoeven van de NPCF, Aline Saers van Per Saldo, de vereniging van mensen met een persoonsgebonden budget, Ad Poppelaars van de CG-raad van de Chronisch zieken en Gehandicapten Raad en Miriam Majoor van de NFK van de Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties.
Wat is professionalisering?
Professionalisering is een breed begrip. In het bedrijfsleven wordt professionalisering geassocieerd met aspecten als kennisproductiviteit, effectiviteit, klantgerichtheid en productinnovatie. Het gaat er dan vooral om proces- en outputuitkomsten prestatiegericht en waardeerbaar te maken. In de p/g-beweging heeft het begrip meestal een andersoortige inhoud. Ad Poppelaars: ‘Dit heeft te maken met de ontstaansgeschiedenis van p/g-organisaties. Alle p/g-organisaties zijn ooit begonnen als vrijwilligersorganisaties. Lotgenotencontact bracht de mensen samen. Je hoopt dan goede vrijwilligers aan te kunnen trekken, waardoor je jouw organisatie van de grond kunt krijgen. In het bedrijfsleven heeft men veelal een startkapitaal, waarmee men de juiste mensen kan aantrekken’. Uit de interviews komt naar voren dat professionalisering in de p/g-beweging zich meer kenmerkt door zaken als het goed kunnen verwoorden van de stem van je achterban, transparantie van activiteiten voor je leden, het vermogen om je organisatie aan te passen aan de veranderende eisen van zowel leden als onderhandelingsveld, en bundeling van krachten door samenwerking met andere organisaties. Jopie Verhoeven van de NPCF: ‘Voor mij betekent professionaliseren: je organisatie zo opbouwen dat je de zaken die je leden van je vragen zo transparant mogelijk uitvoert en zo dat het spoort met het beleid van je organisatie. En ook: zijn we als p/g-organisatie in staat om die unieke ervaringen van patiënten voldoende boven tafel te krijgen en in te zetten voor ons beleid’. Volgens Aline Saers gaat het niet alleen om de inhoudelijke kant van je organisatie: ‘Naast deskundigheid gaat professionalisering voor mij ook over houding. Hoe stel je jezelf op? Gedraag je je als een stampvoetend kind, of ben je een volwaardig gesprekspartner?’
Hoe herken je een professionele organisatie?
Iedereen heeft bepaalde ideeën bij de term professionalisering. Maar wanneer kun je een organisatie professioneel noemen? Welke doelen moeten daarvoor bereikt zijn? Volgens Ad Poppelaars past professionalisering in de natuurlijke ontwikkeling van p/g-organisaties. In verschillende ontwikkelingsfases van organisaties worden professionaliseringsslagen gemaakt. De professionele p/g-organisatie bestaat in zijn ogen dan ook niet: ‘Op microniveau kunnen we professionalisering zien als het leren van besturen door organisaties; dit bevordert je slagkracht. De volgende fase in de ontwikkeling van p/g-organisaties is deze slagkracht naar buiten gericht krijgen. Het gaat dan om duidelijkheid over wie je achterban is en zoveel mogelijk mensen lid te maken van jouw organisatie. Op macroniveau gaat het er vervolgens om jezelf goed te organiseren in netwerkconstructies/allianties, om zo tot een visie te komen, elkaar strategisch te versterken en dan ook kosten te besparen’. Jopie Verhoeven deelt het idee dat professionalisering een vanzelfsprekend traject is dat organisaties doorlopen: ‘Je begint soms vanuit lotgenotencontact en geleidelijk aan groei je. Het zijn logische fasen in de ontwikkeling van organisaties, dat hele traject noemen we dan professionalisering. Soms stopt dit proces op een zeker moment en stijgt een organisatie niet boven een bepaald niveau, bijvoorbeeld een organisatie die zich alleen bezig houdt met lotgenotencontact. Wil dat dan zeggen dat dergelijke organisaties niet professioneel werken? Nee, zeker niet’. De mate van georganiseerdheid en de grootte van de organisatie zijn dus niet per se eigenschappen van een professionele organisatie. Volgens deze omschrijvingen kunnen ook kleine organisaties die zich bezig houden met een beperkt aantal activiteiten professioneel zijn.
Betaalde kracht of vrijwilliger
Wat uit de Monitor sterk naar voren komt, is dat in de p/g-beweging vaak wordt gesteld dat professionalisering niet los gezien kan worden van het hebben van betaalde krachten. Wij vroegen onze gesprekspartners naar hun mening. Aline Saers: ‘Zo zie ik het niet. Je kunt een club draaien met betaalde krachten, en toch niet professioneel zijn. Het gaat erom dat je de juiste activiteiten aanbiedt, dat je ze zo goed mogelijk uitvoert en over laat komen. Kwaliteit is daarbij erg belangrijk’. Miriam Majoor sluit zich bij deze stelling aan: ‘Het hebben van betaalde krachten is niet altijd een voorwaarde voor een professionele organisatie. Je hebt vaak wel een groter bereik met betaalde krachten. Kennisdeskundigheid is nodig; ervaringsdes-kundigheid is een pré, maar niet noodzakelijk’. Ook de andere deskundigen zijn van mening dat het maken van professionaliseringsslagen niet afhankelijk hoeft te zijn van het hebben van betaalde krachten. Men onderstreept het belang van een duidelijk vrijwilligersbeleid en goede aansturing van vrijwilligers. Er lijkt veel mogelijk met vrijwilligers. Toch is in de Monitor een duidelijke groei te constateren van het aantal organisaties met betaalde krachten, in 2007 was dat 63%. De meeste betaalde krachten zijn aanwezig bij grote organisaties. Volgens Jopie Verhoeven is deze trend een logisch gevolg van de ontwikkelingen in de maatschappij, waarbij steeds meer wordt verwacht van p/g-organisaties: ‘Binnen de p/g-beweging heb je te maken met mensen met beperkte energie en inzet. En als je kijkt naar het huidige krachtenveld waarin p/g-organisaties opereren en naar de ontwikkelingen rondom zorg en voorzieningen waarin zoveel wordt verwacht, dan red je dat nauwelijks meer met alleen vrijwilligers’. Aline Saers geeft aan dat het niet alleen voor de externe gerichtheid van je organisatie op een gegeven moment bijna onontkoombaar is om met betaalde krachten te werken, maar ook voor je interne organisatie: ‘Bepaalde zaken kun je vragen van je vrijwilligers. Ik vind echter niet dat je ze als professional mag afrekenen. Betaalde krachten moet je afrekenen op professionaliteit. Als je dat vraagt van vrijwilligers zijn het geen vrijwilligers meer’.
Krachtige stem
Uiteindelijk heeft professionalisering als doel er voor te zorgen dat je de stem van je achterban (nog) beter en krachtiger kunt verwoorden, waardoor je beter in staat bent de ervaringsdeskundigheid van je leden om te zetten in beleid en de belangen van je leden te behartigen. Aline Saers: ‘Je wordt voor vol aangezien. Je kunt je activiteiten beter ontplooien. Ook straalt dit af op de buitenwereld. Hoe professioneler jij je zaken organiseert en uitdraagt, hoe meer je voor vol wordt aangezien en hoe meer rekening er dus met je wordt gehouden’. Dit heeft zijn uitwerking op meerdere terreinen. Allereerst is dit direct van invloed op de achterban. Deze kan beter bediend worden. Daarnaast is ook de maatschappij er bij gebaat wanneer krachtige, professionele organisaties opkomen voor de belangen van patiënten en gehandicapten. Miriam Majoor: ‘De kwaliteit van zorg verbetert. Denk ook aan betere voorlichting; meer en betere informatie, wat weer kan leiden tot een betere dialoog tussen arts/zorgverlener en patiënt’. En niet alleen voor de huidige patiënten en gehandicapten in onze samenleving is dit belangrijk, maar ook voor toekomstige patiënten, vertelt Jopie Verhoeven: ‘Iedereen denkt, ik word niet ziek, tot het gebeurt. Daarom is het belangrijk dat je als organisatie zichtbaar blijft in de maatschappij. We hebben een voorbeeldfunctie: als er iets gebeurt dan is er in ieder geval een vorm van steun en informatie’.
Belemmeringen
Ondanks dat de overtuiging van het belang van professionalisering in de p/g-beweging over het algemeen wel aanwezig is, zijn er bepaalde obstakels die verdere professionalisering in de weg staan. De hobbels die genomen moeten worden, zijn natuurlijk voor iedere p/g-organisatie anders. Een aantal knelpunten herkennen onze deskundigen voor de hele p/g-beweging. Eén van de belangrijkste bottlenecks is het gebrek aan samenwerking. In de praktijk hebben veel organisaties gemengde gevoelens over samenwerking. Culturele verschillen, angst voor identiteitsverlies, gebrek aan menskracht en formele belemmeringen spelen daarbij een belangrijke rol. Jopie Verhoeven: ‘Als we in de toekomst een krachtige onderhandelingspartner/belangenbehartiger moeten zijn, moeten we bundelen. Dat wil niet zeggen dat we eenheidsworst moeten worden. We worden nu nog te vaak uitgespeeld. Voordat wij uiteindelijk aan de beurt zijn, zijn alle besluiten al genomen. Dat is jammer. We moeten een partij worden, waar je niet om heen kunt. Iedereen moet van te voren al zoiets hebben, dat de patiëntenbeweging betrokken moet worden bij belangrijke beslissingen’.
Samenwerking
Poppelaars geeft aan dat al veel wordt samengewerkt, maar dat het beter kan: ‘Professionalisering betekent ook een betere samenwerking om de ruis eruit te halen. Daarbij is het belangrijk dat organisaties hun eigen identiteit blijven behouden. Vanuit verschillende belangen, komen verschillende ideeën. Het kan soms handig zijn, dat je met meerdere monden aan tafel zitten. Dat maakt een krachtiger en genuanceerder verhaal mogelijk’. Een tweede belangrijke voorwaarde voor verdere professionalisering heeft te maken met de financiering. Ondersteuning door middel van subsidies is essentieel. Aline Saers: ‘Wil je een professionele branche zijn, dan kan dat niet alleen van lidmaatschapsgeld. Daar moet geld bij. Als je geld geeft, mag je ook van organisaties eisen dat ze het goed doen. Dit kan niet met een subsidie die van jaar tot jaar kan verschillen, dus ook kan afnemen. Daardoor blijf je te intern gericht. Je wordt daardoor minder voor vol aangezien. Als we daar van af willen, dan moeten we kijken hoe je randvoorwaarden creëert’.
Toekomst
In de Monitor van 2008 wordt professionalisering en verdere opbouw van de organisatie door de meeste p/g-organisaties gekenschetst als het belangrijkste resultaat. De p/g-organisaties zijn goed op weg, daar zijn ook onze deskundigen het over eens, maar desalniettemin kunnen nog een aantal stappen worden gemaakt. Samenwerking werd al eerder genoemd als belangrijke succesfactor. Krachtenbundeling kan tevens kennisdeling stimuleren. Het kennisdomein van p/g-organisaties kan ingezet worden om nieuwe producten te creëren. Kennisdeling is, zo blijkt uit de Monitor, nog geen traditie binnen de p/g-beweging. Miriam Majoor: ‘Ik merk dat er veel vraag is naar kennis- en ervaringsuitwisseling. Er kan nog meer worden gedeeld. Het is prettig voor organisaties om niet steeds het wiel te hoeven uitvinden. Men zit immers in hetzelfde vaarwater’. Ook voorlichting en informatieverstrekking blijven belangrijke kerntaken van p/g-organisaties. Jopie Verhoeven: ‘Laagdrempelige informatie over ziekten en handicaps blijft nodig. Internet wordt daarbij veel belangrijker. Het is wel belangrijk om informatievoorziening zo in te richten dat groepen die van bepaalde zaken geen gebruik kunnen maken, op andere wijze informatie kunnen vergaren’. Een laatste boodschap die onze deskundigen mee willen geven aan p/g-organisaties is: blijf de dingen doen die je nu goed doet, maar blijf vooral ook ontwikkelen en durf te anticiperen!