Psychologen zijn tien jaar na de invoering nog altijd ontevreden over het gebruik van de diagnose-behandel-combinatie (DBC) in de geestelijke gezondheidszorg. De standaardvergoeding voor psychologische aandoeningen moest zorgkosten en –kwaliteit transparant maken. Volgens psychologen worden deze doelen nog altijd niet gehaald. Dit blijkt uit promotieonderzoek van Rosanna Nagtegaal aan de Universiteit Utrecht.
Voor 2008 kregen ggz-cliënten het aantal sessies vergoed waarvan de psycholoog bepaalde dat die nodig waren. In het DBC-beleid wordt alles met betrekking tot de behandeling vastgelegd, van telefoongesprekken tot sessies en de diagnose. Dit is gekoppeld aan standaardvergoedingen.
Deze bekostigingsstructuur is al sinds de invoering controversieel. Uit eerder onderzoek bleek dat er onder psychologen (en psychiaters) grote onvrede heerste. Er werd zelfs een aanklacht ingediend tegen de Nederlandse Zorgautoriteit. Ondanks een aantal wijzigingen, bijvoorbeeld om de privacy van de cliënt beter te borgen, lijken de percepties van de psychologen nog negatiever te zijn geworden.
Bureaucratisch
Psychologen ervaren het DBC-beleid met name als bureaucratisch, zo blijkt uit het onderzoek van Nagtegaal. Zo kan een cliënt bijvoorbeeld alleen een vergoeding krijgen als zijn problematiek past binnen de diagnoses zoals omschreven in het handboek voor psychologen, de DSM. Heeft iemand een stoornis die lastig te plaatsen is, zoals een aanpassingsstoornis, dan valt deze buiten de boot.
Sommige psychologen kiezen er daarom voor om niet meer via DBC’s en contracten met verzekeraars te werken. Daarmee is een geheel nieuwe categorie ontstaan: de ‘DBC-vrije psycholoog’. In het onderzoek van Nagtegaal geeft ongeveer 17 procent aan zo te werken.
Verminder complexiteit
Psychologen doen in het onderzoek verschillende suggesties om het beleid te verbeteren: verminder de complexiteit van de DBC’s, koppel de vergoeding los van de diagnose en bied de zorgprofessional meer flexibiliteit.