De inspecteur voor de volksgezondheid had in oktober 2013 aan huisarts Nico Tromp uit Tuitjenhorn niet voor zeven dagen mogen schorsen vanwege een omstreden geval van euthanasie. De inspecteur heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij acuut moest ingrijpen en dat onmiddellijk maatregelen genomen moesten worden.
Dit staat in de uitspraak die de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vandaag heeft gedaan in het hoger beroep in deze zaak. De weduwe van Tromp was in beroep gegaan omdat ze het niet eens was met de manier waarop de inspectie met haar man was omgegaan.
De inspecteur mag een bevel geven als er niet alleen een gevaar voor de veiligheid of de gezondheid is, maar daarnaast het nemen van maatregelen niet uitgesteld kan worden. Dat laatste was volgens de Afdeling bestuursrechtspraak niet het geval. De kans dat Tromp zijn werk snel zou hervatten was klein, omdat hij zich eind augustus had ziek gemeld. Zijn diensten zouden tot en met december 2013 worden waargenomen.
Verantwoorde zorg
De Afdeling bestuursrechtspraak heeft niet beoordeeld of aan de eerste voorwaarde voor het geven van een bevel is voldaan, namelijk of de huisarts aan zijn patiënt verantwoorde zorg heeft onthouden. Het bevel had immers al niet gegeven mogen worden, omdat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat acuut ingrijpen noodzakelijk was.
Tromp gaf in augustus 2013 een patiënt een hoge dosis morfine. De patiënt overleed kort daarop. Het Openbaar Ministerie stelde een onderzoek in, waarop de inspecteur het bevel aan Tromp uitvaardigde. Volgens de inspecteur had de huisarts aan deze patiënt geen verantwoorde palliatieve zorg verleend en bestond er een acuut risico voor de patiëntveiligheid. De huisarts heeft op 8 oktober 2013 een eind gemaakt aan zijn leven.