De manier waarop de gemeente Amsterdam bepaalt wie huishoudelijke hulp krijgt en hoe veel, is in strijd met de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Tot dat oordeel is de rechtbank in Amsterdam gekomen in een proefproces dat belangenorganisatie Cliëntenbelang Amsterdam en advocaat Matthijs Vermaat (van der Woude De Graaf Advocaten) aanspanden namens een cliënte.
De gemeente Amsterdam had huishoudelijke hulp toegekend aan de vrouw voor een ‘schoon en leefbaar huis’ in de vorm van zorg in natura. De manier waarop dit resultaat bereikt zou worden, liet de gemeente echter over aan de zorgverlener, T-zorg. Die stelde een afsprakenlijst op, maar die lijst geeft evenmin concreet inzicht, zo oordeelt de rechtbank.
In deze Amsterdamse praktijk komt het er volgens Cliëntenbelangen Amsterdam en advocaat Vermaat op neer dat in alle gevallen twee uur per week wordt schoongemaakt. Mensen die dat te weinig vinden kunnen weliswaar terecht bij een geschillencommissie, maar daar bestaat geen mogelijkheid tot bezwaar.
Kerntaak
De rechtbank acht deze gang van zaken in strijd met de Wmo. Het behoort tot de kerntaak van de gemeente om de rechten (en plichten) van de cliënt vast te stellen. “Wat er voor nodig is om het resultaat ‘een schoon en leefbaar huis’ te bereiken is afhankelijk van de feiten en omstandigheden van het individuele geval en kan per geval verschillen. Waar een cliënt recht op heeft kan per geval verschillen. Het is aan het bestuursorgaan om vast te stellen wat het recht inhoudt. Dat is hier ten onrechte niet gebeurd”, aldus de rechtbank.