Zorgverzekeraars mogen geen vaste korting hanteren bij de vergoeding van ongecontracteerde zorg. In plaats daarvan moeten ze per zorgtype het kortingspercentage motiveren. Tot dat oordeel is de rechtbank in Gelderland gekomen. De Stichting Handhaving Vrije Artsenkeuze had namens zo’n 25 zelfstandige behandelcentra een zaak aangespannen tegen de vier grote zorgverzekeraars Zilveren Kruis, Menzis, VGZ en CZ.
Zorgverzekeraars vergoeden zorg die wordt geleverd door partijen waar zij geen contract mee hebben niet volledig. Omdat zij met die partijen geen afspraken hebben over de prijs, gebruiken zij een gemiddeld tarief voor de behandeling en betalen ze vaak 75 procent daarvan.
Het gebruik van een vast kortingspercentage wijst de rechtbank nu af, omdat de kosten per zorgtype te veel variëren. Zorgverzekeraars moeten per zorgtype motiveren waarom zij een bepaalde korting heffen. Dat kan bijvoorbeeld zijn vanwege de administratieve kosten die de zorgverzekeraar moet maken. De korting mag bovendien niet zo groot zijn dat deze een drempel vormt voor kiezen van zorg van een niet-gecontracteerde zorgaanbieder. Dat is immers vastgelegd in de Zorgverzekeringswet.
Zorgverzekeraars mogen wel en gemiddeld tarief hanteren, maar dat moet gebaseerd zijn op de daadwerkelijke kosten van behandeling. Er moet een verband bestaan tussen de vergoeding en de kosten van de door de verzekeraar gecontracteerde zorg. Een zorgverzekeraar moet minimaal deze laatste kosten als uitgangspunt nemen, aldus de rechtbank.