De noodhulpteams van het Nederlandse Rode Kruis gaan in het vervolg bij grootschalige ongevallen met zwaailicht en sirene rijden. Dat is nodig omdat ze zo snel mogelijk op een rampplek aanwezig moeten zijn.
Het Rode Kruis mocht eigenlijk altijd al sirene en zwaailicht voeren, maar maakte daar niet of weinig gebruik van. Nu de noodhulpteams van het Rode Kruis via het zogeheten Grootschalige Geneeskundige Bijstandsmodel (GGB) meer betrokken zijn bij directe spoed, zijn de signalen soms noodzakelijk. Voor dergelijke spoedritten moet de meldkamer wel eerst toestemming geven.
Afgelopen maanden zijn vijftig extra chauffeurs opgeleid om met zwaailichten en sirenes te mogen rijden. De chauffeurs leerden om te gaan met grotere snelheden en de aangepaste verkeersregels, maar ook wat de bijbehorende risico’s zijn. Rode Kruis-voertuigen mogen bijvoorbeeld, indien noodzakelijk, de toegestane snelheid overtreden, door rood rijden en gebruik maken van de vluchtstrook.
Rampplek
De noodhulpteams van het Rode Kruis komen in actie in geval van rampen met meer dan dertig slachtoffers. Op de rampplek hebben zij de zorg over de lichtgewonden, zodat ambulancebroeders zich kunnen concentreren op hulp aan de mensen die zwaargewond zijn.
Niet iedereen mag zomaar met sirene en zwaailicht rijden. Het Rode Kruis is naast de brandweer, politie en ambulance een van de weinige organisaties die daarvoor toestemming heeft van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. (ANP)