Succesvolle samenwerkingsprojecten in de zorg krijgen vaak veel positieve aandacht. Bewindspersonen komen op werkbezoek. De koplopers worden bedolven onder complimenten. En het ministerie van VWS bestempelt ze tot ‘goed voorbeeld’.
Kolopers sneuvelen
Toch zijn er veel van dit soort samenwerkingsprojecten die na een goede start vertragen of vastlopen. Zoals in Afferden, waar een project voor betere huisartsenzorg verzandde in een discussie over de financiering van het naburige ziekenhuis. Of in Velp, waar een succesvolle aanpak voor goede zorg aan thuiswonende ouderen al ruim tien jaar afhankelijk blijft van tijdelijke financiering en de tomeloze inzet van professionals.
Knelpunten domeinoverstijgende samenwerking
Om te begrijpen waarom succesvolle samenwerking in de zorg toch vaak stagneert, heeft de RVS verschillende casussen geanalyseerd. Bij deze casussen waren aanbieders en inkopers van zorg uit verschillende domeinen in staat de kwaliteit van zorg te verbeteren, tegen lagere kosten. Op basis van analyses van casuïstiek en gesprekken met experts komt de Raad tot drie terugkerende knelpunten.
1. Wie is verantwoordelijk?
Het is vaak onduidelijk welke partij verantwoordelijk is voor het organiseren van een passend zorgaanbod voor burgers. Dit komt door de gefragmenteerde opzet van de stelsels van zorg en ondersteuning. Het schuurt tussen de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), Wet langdurige zorg (Wlz) en Zorgverzekeringswet (Zvw).
2. Baten vallen elders
Het loont voor inkopers van zorg vaak niet om te investeren in het voorkomen van dure zorg. Dat komt doordat de baten van investeringen in een ander stelsel vallen. Wanneer gemeenten bijvoorbeeld investeren in laagdrempelige zorg (Wmo) wordt hiermee geld bespaard in de Wlz, het domein van zorgkantoren.
3. Samenwerken kost veel tijd
Wanneer zorginkopers en aanbieders over de grenzen van deze stelselwetten willen samenwerken kost dat veel tijd en energie van zorgprofessionals en de organisaties waarin zij werken.
Debat over zorgstelsel
Omdat deze knelpunten steeds terugkeren, vindt de Raad het de hoogste tijd om het debat over de toekomstbestendigheid van de stelselwetten actiever te voeren. Zowel in de politiek als in de zorgsector zelf. Doelen als samenwerking en substitutie van zorg worden al jaren besproken. Maar het lukt maar mondjesmaat om deze doelen te realiseren binnen de mogelijkheden die de bestaande stelsels bieden.
Stelselwetten schuren
Zo schuurt het privaatrechtelijke, individuele verzekeringskarakter van de Zvw met het publieke doel van collectieve gezondheidspreventie. Ook mist er binnen de huidige opzet van de stelsels van zorg en ondersteuning regie op maatschappelijke, domeinoverstijgende vraagstukken. Denk daarbij aan het arbeidsmarkttekort, groeiende gezondheidsverschillen of het bieden van passende woonruimte aan de groeiende groep thuiswonende ouderen. In een komend advies over de toekomst van de zorg zal de Raad verder ingaan op de vraag hoe zorg en ondersteuning toekomstbestendig kunnen worden georganiseerd.
Creatieve financiering
Tegelijkertijd is het ook belangrijk om te kijken welke ruimte er is om vandaag de dag betere samenwerking mogelijk te maken. De groep burgers die te maken krijgt met zorg uit verschillende domeinen zal de komende jaren namelijk sterk groeien. Denk bijvoorbeeld aan thuiswonende ouderen.
Het advies bevat hiervoor verschillende aanbevelingen. Zo kunnen creatieve vormen van financiering die samenwerking mogelijk maken gerichter gestimuleerd worden door de overheid. Daarnaast kunnen de wettelijke mogelijkheden voor zorginkopers om grensoverschrijdende investeringen te doen worden vergroot. Ten slotte kan aan de hand van een doelgroepenbenadering gekeken worden naar manieren om zorg en ondersteuning voor een specifieke groep burgers te verplaatsen naar eenzelfde zorgstelsel.
RVS-lid Bas Leerink geeft in een interview met Zorgvisie nadere duiding en hij licht oplossingsrichtingen toe: ‘Domeinoverstijgende samenwerking geeft te veel gedoe’